Toen begin vorige eeuw begonnen werd met het delven van steenkool in de steenkoolmijnen, hadden die mijnen veel
dennenhout nodig. Want de mijngangen moesten met dergelijk hout gestut worden. Gevolg was dat er over heel Noord- en Midden-Limburg veel dennenbossen werden aangeplant, hoewel een den niet bepaald een streekeigen boom is. En hoe ging dat: eind vorige eeuw gingen de mijnen dicht, en bleven we met de dennenbossen zitten. Nog een geluk voor het klimaat en zo.
En toch zijn we gek op die bossen. Zodanig zelfs dat we niet graag hebben dat ze gekapt worden, ook al staan de bomen vaak veel te dicht bij elkaar. Zo werd enkele maanden geleden op het Herent een dennenbos gekapt - alleen enkele zaadbomen bleven staan. "Het was niet alleen voor de houtopbrengst," zegt eigenaar Henri Hendriks. "Het was vooral om de biodiversiteit te verhogen. Want we hebben de grond laten frezen en vorige week hebben we samen met de kleinkinderen en hun vriendjes
(foto) op die grond - zowat één hectare groot - een nieuw bos aangeplant.
Geen dennenbos meer, maar een loofbos. Met groene beuk, rode beuk, zachte berk, winterlinde, zomereik en hazelaar."
Henri liet zich voor die bosaanplant adviseren door het
Agentschap Natuur en Bos. Het zwaarste argument pro loofbos was dat in een monocultuur dennenbos slechts een 40-tal insectensoorten gedijen. Voor de dieren in het bos - zeg maar reeën en dergelijke - levert zo'n dennenbos bitter weinig op. Terwijl één inlandse eik alleen al voor circa 340 insectensoorten zorgt.
Het pas aangeplante bosperceel is voorlopig nog omheind. "Niet om de wandelaars tegen te houden", zegt Henri, "maar om reeën voorlopig uit het bos te houden, zodat ze de jonge aanplant gerust laten. Na een aantal jaren gaat de omheining verdwijnen en dan zal het bos een schuiloord voor die reeën zijn. Ze zullen content zijn!"