Neerpelt
Het
vinkenmannetje is een kleurrijke jongen. Vooral zijn blauwe muts en witte vleugelpennen vallen op. Het vrouwtje moet het zonder deze muts stellen, en is in het algemeen wat fletser. Er zitten waarschijnlijk meer vinken dan mussen in uw tuin. Vinken zitten echt overal, van in het donkerste sparrenbos tot in de eenzame linde op een druk stadsplein. De vink begint eind februari heel aarzelend te zingen, alsof ze haar stem nog wat moet oefenen. In de paartijd is ze pas goed op dreef: de vinkenslag
("suskewiet") is dan
tot 4000 keer per dag te horen. Bij de hofmakerij haalt de mannetjesvink alles uit de kast: de vleugels wijd open en de staart gespreid. Het wijfje bouwt ondertussen een juweeltje van een nest, ergens hoog in de boom, zo goed verborgen dat het evengoed een takknoest kan zijn. De jongen worden eerst gevoed met insecten, dan met zaden. Veel kans dat u hetzelfde ouderpaar het jaar nadien weer in uw tuin mag begroeten: ze zijn nogal honkvast, de vinken.
(Tekst Jan Daniels; foto Jos Keppens)