Een tijd geleden vertelde ik u over het Schildermenneke van Nuenen. Deze week kwam ik hem opnieuw tegen, Vincent Van Gogh. In Parijs dan nog wel.
Ik schuifel door de zalen van Musée d’Orsay en bewonder de werken van Monet, Sisley, Renoir, Gaugain…Ze hangen er allemaal, in het echt. Met mijn neus bijna tegen het glas kan ik de haren van hun penseel nog in de verf gedrukt zien. De kloddertjes die zijn achtergebleven en sinds begin vorige eeuw precies daar zijn neergelegd door de hand van de meester. Na meer dan honderd jaar hebben ze nog altijd de kracht om je even mee te nemen, weg te doen dromen in een veld vol klaprozen, een exotisch eiland of een rumoerig feest.
Plots hoor ik luide stemmen. Mensen drommen samen als mieren rond een suikerklontje. “Is this that painting from the song? You know, by Don McLean?” Iemand zingt Starry starry night… En inderdaad, tussen de meute drukdoende Amerikanen zie ik het magische blauw en geel van Van Gogh’s ‘Sterrennacht boven de Rhône’. Ik zou het maar wat graag van dichtbij zien maar met twintig hijgers in je nek, die kakelen over ‘Ven Goow’ heb ik daar niet veel zin in. “It’s Van Gogh, with a ch,” mopper ik half luidop.
Ook bij zijn zelfportret is het een drukte van jewelste. Mensen staan met hun rug naar het schilderij om een selfie te maken. Ze kijken lachend in de camera. Vincent kijkt me, over hun schouder, met indringende blauwgrijze ogen aan. Een vlugge ‘klik, klaar’ plastic glimlach naast de in olieverf vereeuwigde zielenpijn.
Er knakt iets. Een jonge man en een meisje nemen samen een foto en willen net plaats maken voor de volgende premiejager. “Have you actually seen the painting?” vraag ik hen geïrriteerd. Ze kijken me verontwaardigd aan en lopen door. Ik herhaal mijn vraag, iets trager. Of ze het schilderij daadwerkelijk bekeken hebben, of is het eerder een Pokemon-jacht om zoveel mogelijk beroemde plaatjes te scoren? Zichzelf met De Mina Lisa hadden ze al.
Ze vinden me vast maar een betweterige schooljuf, een bemoeizieke snob. Het kan me niks schelen. Het moest eruit. Omwille hem, die daar zwijgend in dat kader gevangen, de wereld aankijkt. Ze kijken niet terug.
Het liedje heeft gelijk, Vincent. Ze snappen het niet. “Perhaps they never will.“
Claudia Nieuwenhuizen