Ik keek deze week naar het Europees Kampioenschap Voetbal voor vrouwen. (Het EK voor mannen heet overigens ‘gewoon’ het EK, want als het tussen de jongens gaat, is dat een evidentie.) Niet dat ik plots zo’n grote voetbalfan ben, maar ik keek een beetje uit solidariteit. Ze verdienen wel wat extra aandacht, die meiden. Wat me meteen opviel, is dat de dames op het veld niet alleen een heel aardig potje kunnen shotten, maar ook dat ze er een stuk vrolijker bij kijken. Ze lopen niet te mokken of te schreeuwen als een pass niet precies voor hun designerschoentjes rolt. Ze geven elkaar een hand en een schouderklopje na een overtreding.
Ze rollen niet voor de minste scheet jankend over het veld, spugen ook geen gore fluimen in het rond, gaan niet voortdurend mekkeren bij de scheidsrechter en bijten haar neus er niet af als de beslissing niet in hun voordeel valt. Ze blijven gaan, desnoods met een bloedneus of gebroken been. Geen divagedrag, zoals je dat ziet bij sommige stervoetballers. Geen extravagante kapsels, gepersonaliseerd schoeisel of hoogmoed. Wat een verademing!
Toch hoor en lees ik in de commentaren dat vrouwen niet kunnen voetballen, dat het spel minder attractief is, dat ze beter thuis aan de haard kindjes kunnen gaan baren en verder hun lieftallige smoeltje moeten houden. Ik kijk even voor de zekerheid op de kalender. Het zal toch niet per ongeluk 1950 zijn? Nee, het is toch echt 2025. En we zijn in Europa, niet in Afghanistan of zo. En tóch. Toch blijft het lastig te verkroppen voor sommige mensen dat de dames minstens net zo goed spelen als de mannen. Al lopen ze zich het vuur uit de sloffen, en dat voor een fractie van het loon van hun mannelijke collega’s, het blijft een tweederangs sport, volgens de criticasters.
“Ze kunnen niet eens een penalty trappen!” moppert mijn vader. Je zou ook kunnen zeggen; “Hun keeper kan ze wél stoppen.”
Een onderzoek wees uit dat zelfs de experts het onderscheid niet kunnen maken tussen dames- en herenvoetbal als de poppetjes op het veld onherkenbaar worden gemaakt. Ik heb er verder geen bal verstand van, dus mij moet je het niet vragen. Ik kijk enkel met bewondering en plezier naar die meiden en zie hoe ze de heldinnen zijn voor de volgende generatie jonge speelsters. Op een dag zullen er net zo goed shirtjes te koop zijn van Esther Gonzáles of Chloe Kelly in de bazaar. Ooit zullen ze misschien net zoveel verdienen als de jongens, die nu minstens acht keer meer mee naar huis nemen. Er komt een tijd dat we lachen om alle vooroordelen en loonkloven, waar deze vrouwen mee te maken krijgen en onze schouders ophalen. “Ach, ja, het was 2025, toen de wereld nog een beetje achterlijk was.”
Deze week kunnen we genieten van de Tour de Femmes. (De Ronde voor mannen heet uiteraard ‘gewoon’ de Tour de France. ) Marianne Vos trapt op haar 38e het hele peloton
het snot voor de ogen. Geen man doet het haar na. Of La Vos ooit in het rijtje Merckx, Hinault of Coppi zal terecht komen? Nee. Ze is ze al lang met losse handen en twee vingers in de neus voorbijgefietst.
Eigenlijk is de vergelijking tussen mannen en vrouwen een beetje belachelijk. Appels en peren. Of eerder Jonagold vs. Elstar. Kunnen we in plaats van deze eeuwige ‘battle of the sexes’ niet gewoon genieten van nog meer prachtige prestaties? Daar winnen we allemaal iets bij.
Claudia Nieuwenhuizen