Jef Vanbussel gaat verder met het verhaal over de oorlogsjaren van zijn vader Henri:
Na een tijdelijk verblijf in Hemer werden de Belgische krijgsgevangenen weer een trein in gestouwd. Henri Vanbussel: “Van Stalag VI A in Hemer werden we naar het kamp in het verre Görlitz doorgestuurd. In Görlitz werden we uiteindelijk ingekwartierd in Stalag VIII A. We zaten gevangen tussen draad en wachttorens en werden bewaakt door soldaten op uitkijkposten. We kregen er dagelijks 1 liter stokvissoep en één brood van 1 kilo. Dat moesten we met zijn vijven delen.
We sliepen in tenten die gevloerd waren met houten planken. Op 300 meter van de tenten waren de wc’s. Veel meer dan een grote kuil van 200 m bij 10 en 5 was dat niet. (…)“
Die tenten waren ‘Nürnberger Zelte’. Er pasten 300 tot 500 man in. Ze werden op de Reichsparteitage in Nürnberg gebruikt. Daar verschaften ze onderdak aan enorme massa’s nazi-aanhangers. Die kickten enorm op die indoctrinerende massabijeenkomsten. In de kampen kregen de tenten een tweede bestaan. In Görlitz stonden ze enkel in het DULAG, het tijdelijke doorgangskamp. In STALAG VIII A, het eigenlijke kamp, stonden houten barakken en stenen bouwsels. Dat Henri Vanbussel naar tenten verwijst, doet (sterk) vermoeden dat hij, zijn kameraden en andere Belgen bij aankomst in Görlitz aanvankelijk in het DULAG werden ondergebracht.
Voor het vervolg maakte DULAG of STALAG trouwens niks uit: Arbeitskommando 4/47 werd bevolen. Dat bracht Bèr Reumers, Jan Brouwers en Henri Vanbussel 150 km meer naar het oosten, naar Schlanz, nu in het Pools Wierzbice, een 25-tal km zuidelijk onder Breslau ( Wroclaw).
“Na enkele weken, zo tegen eind juni, moesten we uit het kamp (…) vertrekken om op een boerderij met 1000 hectaren te werken, ergens in de buurt van Breslau. De landheer ervan was een graaf. (…) Hij had 150 melkkoeien en 16 ossen voor het vervoer. Er waren ook een smidse en een timmerstal. Voor de Duitse staat werd er uit aardappelen alcohol gestookt. De rest van de teelt bestond uit suikerbieten, tarwe en paardenbonen. De akkers werden geploegd met twee stoommachines. Die stonden aan weerszijden van het veld en trokken een achtscharige ploeg heen en weer. We sliepen in de renpaardenstal op houten britsen. De kribben gebruikten we als kleerkast. Op deze boerderij waren vele inwoners van het dorpje tewerkgesteld. Het eten was er gelukkig iets beter dan in het kamp. We werden bewaakt door 2 gepensioneerde douaniers en kregen als vergoeding voor ons werk wat ‘Lagergeld’. Daarmee kochten de meesten sigaretten of souvenirs. Omdat ik niet rookte, kon ik de gekochte sigaretten bij de Poolse krijgsgevangenen die in de melkstal werkten, ruilen voor een halve liter melk. Die gaf ik aan Bèr Reumers. Door zijn ziekte was hij er erg aan toe. Buiten werken kon hij niet. Als kamerwacht zorgde hij voor de schoonmaak en de afwas. Vanwege zijn ziekte mocht hij een maand eerder naar huis. Nog tijdens de oorlog overleed hij in Lindelhoeven.“
“Als voerlui moesten Jan Brouwers en ik een tweespan besturen. Daardoor kwamen we in contact met andere voerlui. Dat waren zonder uitzondering bejaarde mannen. Want de jongere waren onder de wapens geroepen. Op een zondag, toen we in de stal de paarden aan het verzorgen waren, was er op de binnenplaats van de stallen een oud vrouwtje. Ze gaf me een stuk taart en daardoor raakten we aan de praat. Ze vertelde dat haar man in de oorlog van ’14-’18 gesneuveld was en vroeg of ik in België nog familie had. Tijdens ons gesprek werd ze wat rustiger. Ze legde haar hand op mijn schouder, keek eerst eens rond zich en zei toen: “Wat wij doen, is helemaal fout. Maar eerst konden we niets zeggen. We mochten het ook niet. Maar het ergste is: nu hebben we er zelfs helemaal de moed niet meer voor!”
Jef Vanbussel
Foto hierboven: Bèr Reumers, Jan Brouwers en Henri Vanbussel, Arbeitskommando 4/47 Schlanz.
Eerste foto beneden: voermannen Brouwers en Vanbussel met hun lokale opzichter Schaffen.
Tweede foto beneden: familie Schaffen bij hun woonhuis, met tweede van links de oudere dame van het gesprek.
Derde foto beneden: ‘ kasteel’ van Schlanz.
Vierde foto: het kasteel van Schlanz/ Wierzbice nu : een instelling waar katholieke zusters gehandicapten opvangen.
Vijfde foto beneden: Hans-Christoph von Wietersheim-Kramsta: grootgrondbezitter, heer van Schlanz en veelvuldig prijsgekroonde ruiter. In WO II diende hij bij de Wehrmacht onder von Kleist in een Panzerkompagnie. (Bron vijfde foto: Melitta Sallai: ‘Von Muhrau nach Morawa’. Melitta Sallai is de tweede - nu 97-jarige - dochter van Hans-Christoph en Hertha von Wietersheim-Kramsta).