De kerstlichtjes kunnen weer bijna uit, maar eerst moet Nieuwjaar nog even knallen. De obligate familiefeestjes zijn straks weer achter de rug. Het is altijd leuk om allemaal samen te zijn en te zien hoe neefjes en nichtjes weer tien centimeter hoger komen. Alhoewel dat bij ons nogal meevalt tegenwoordig. Ze hoeven niet verder meer te groeien, want dan zou elke deuropening een mogelijke hindernis vormen…
Maar er zijn altijd wel nieuwe dingen te ontdekken als je elkaar al een tijdje niet meer gezien hebt: een nieuw kapsel, een oorbel, een nieuw lief… Een van mijn neven kwam dit jaar aanzetten met een beginnende snor en het misstond hem niet eens. Eerst vond ik het wel een beetje raar, want waarom zou je nu een snor willen? Maar toen viel mijn frank. Hij doet een studie in de audiovisuele sector en daar zijn snorren nu eenmaal erg in trek.
Dat was me vorig jaar al opgevallen toen ik even over het scherm mocht lopen bij Switch en Eurosong. En het werd gisteren nog eens bevestigd toen ik bij toeval naar de uiterst spannende live-uitzending van ‘De Tijdloze 100’ van Studio Brussel keek. Daar wandelde nu en dan een besnorde redacteur door het beeld.
Zo willen we met uiterlijke tekens bij het ene of andere clubje horen. Dat is wel grappig, maar ook doodgewoon menselijk. Het is me dit jaar al eens vaker opgevallen. Bij Theater op de Markt bijvoorbeeld. Daar was veel volk, maar in de wachtrijen voor een voorstelling, kon je zo de mensen eruit halen die (semi-)professioneel in het circus actief zijn. Die willen zich vooral laten opmerken; ze willen geen grijze muizen in de massa zijn. Ze zijn kleurrijk, hebben kapsels die uit de band springen en hangen graag metalen dingen aan hun oren en neus.
De middelbare scholieren die ik rond de middag aan het station zie rondhangen, zien er dan weer allemaal hetzelfde uit. Voor de jongens: een te wijde broek, zwarte jas, een stoere, nonchalante houding met af en toe een rocheltje links of rechts en een wolkje vape-uitwasemingen boven het hoofd. Mocht Boudewijn de Groot nu zijn liedjes schrijven, dan zou hij zingen: “als de damp (met aardbeiengeur) rond je hoofd is verdwenen.”
Laatst zag ik een groepje meisjes. Het was alsof die door de kopiemachine gehaald waren. Ze waren allemaal wat donkerder van huid en hadden zwarte haren. Elk droeg een grijze jas, die rond hun middel was vastgebonden, zodat die zeker niet zou wegwaaien. Ze bezochten duidelijk hetzelfde kapsalon en ze hadden allemaal schmink op hun gezicht gesmeerd. Dat was best een dikke laag, want ik kon het zelfs zien door het smerige venster van de treinwagon. Ik was getuige van hun ontmoeting en moest stiekem lachen, want hun begroetingskussen eindigden ergens in de ijle lucht en belandden niet op het beoogde einddoel in de zachte verfsmurrie.
Wil je je conformeren aan de massa of wil je je daar net tegen afzetten? Hopelijk blijven beide opties open in 2026, want om het met Claudia de Breij te zeggen: “als er een clubje komt, waar ik niet bij wil horen, mag ik dan bij jou?”
Jan Verheyen