Deze week was ik ziek. Nou ja, ziek is een groot woord. Laten we het wat kleiner benoemen: ik was ziekjes. Zo veel stelde het eigenlijk niet voor. De dokter is er niet eens van op de hoogte. Zeker geen stof om een column over te schrijven, wat ik dus wel doe! Voor alle duidelijkheid: ondertussen is het beter. U hoeft zich niet ongerust te maken, beste lezer, ik ben weer ‘gezondjes’.
Het sloop stilletjes binnen. Ik verdenk verschillende personen, momenten, plaatsen van een mogelijke besmetting. Kan het ook een samenloop van infectiehaarden zijn? Keelpijn was al langer aanwezig. Die lag in de laatste weken van het oude jaar uitgerold als een rode loper om allerlei virussen en bacteriën te verwelkomen, vooral in de ochtend als welkomstgeschenk voor de nieuwe dag.
Dan kwam er een diepe hoest bij. Ik begon te blaffen zoals een Sint-Bernardshond met rokerslongen, die te diep in zijn jenevervaatje gekeken heeft. Dat lijkt dus op bronchitis, want het prikkelt zo lekker in de borstkas bij het hoesten. Maar verder geen andere kwaaltjes. Het leven kabbelt gewoon verder, maar ik heb wel steeds die hond bij me.
De ene dag leek het beter te gaan dan de andere. Maar wanneer de andere dag op zijn beurt de ene werd, ging het de daaropvolgende andere dag weer slechter. Het zette zich in mijn schedel vast met hoofdpijn aan de prefrontale cortex en een druk op de sinussen. De hoest lokte ook steeds meer verontrustende reacties van medemensen op. Maar we gaan door.
Tot slot van de parade kwam er vermoeidheid: iets doen en daarna in slaap vallen. Dat escaleerde in de omgekeerde versie: slapen en dan toch maar iets proberen te doen. De hoest minderde ondertussen wel. Was de Sint-Bernard zijn roes aan het uitslapen?
Een verstopte neus en volle zakdoeken waren er gelukkig niet bij. Die zijn anders ook graag van de partij op dit soort feestjes. Deze snotloze verkoudheid herinnerde me aan een gelijkaardige festiviteit van enkele jaren geleden. Toen kreeg dat een mooie naam en vanaf dan moest die fuif achter gesloten deuren verdergezet worden. Iedere feestvierder kreeg een masker opgezet en men mocht maar op anderhalve meter afstand van elkaar dansen.
Raar dat er nu niet meer over gesproken wordt. Corona bestaat niet meer. Het virusfeestje is toegelaten. Ik heb dus verder alles gewoon gedaan, geen mondmasker opgezet, niets… Eigenlijk valt mijn frank nu pas. Een drietal jaar geleden zou ik als een crimineel beschouwd zijn geweest.
Met dit in mijn achterhoofd voel ik me een roekeloze wegpiraat die over de weg slingert en racet en niet achteromkijkt om te zien welke schade hij daar berokkent. Lopen er nu in Pelt en omstreken nieuwe menselijke Sint-Bernardjes rond? Ik zal het nooit weten en als dat zo is, dan kan ik daar alleen maar in berusten...
… en hopen dat niemand, die ik vorige week ontmoet heb, dit leest.
Jan Verheyen