En toch zit ik me weer op te winden. In de krant lees ik dat er in de Kortrijkse gemeenteraad heibel geweest is omdat een lid van de oppositie het woord ‘negerinnentet’ gebruikt had. Je weet wel, het ging over die superlekkere ronde chocolade gebakjes-met-inhoud.
De kerstperiode hoort een tijd van vrede en sereniteit te zijn. En ofschoon ik mezelf beschouw als een man van de vrede, schuilt er – ik geef het toe – in deze Dr. Jekyll een kleine Mr. Hyde. Ik heb het over een boek uit de wereldliteratuur van de Schotse schrijver R.L. Stevenson, waarin hij beschrijft hoe er in één persoon soms totaal verschillende karakters huizen. Zo was Dr. Jekyll overdag een man van aanzien, die ’s nachts als Mr. Hyde in een etterbak veranderde.
En ik wil deze kerstdagen niet in zonder dat ik de laatste sporen van agressie en frustratie uit mijn kop gespoeld heb. Daarom en alleen daarom schrijf ik dit stukje. Als straks op 6 januari Melchior, Balthazar en Kaspar – ja, ik ben christelijk opgevoed! – deze mooie tijd afsluiten, wil ik met een zo blank mogelijke ziel achterblijven en proper weer beginnen.
Wat wil ik kwijt? Ik probeer het even op een rijtje te krijgen.
Het over komt mij – vaker dan je zou denken – wel eens dat ik in conflictjes of discussies geraak waarbij ik achteraf denk: “Hoe komt het toch dat je daar stond met je mond vol tanden? Waarom heb je toen niet gereageerd met de woorden die je nu spontaan te binnen schieten?
Jullie niet dan? Meestal is dat te wijten aan het verrassingselement. Je krijgt geen tijd om na te denken.
Eergisteren om kwart voor negen ’s ochtends, reed ik mijn autootje uit mijn garagekelder naar boven. Om kwart over negen had ik een afspraak bij een cardioloog in het Noorderhart. Ruim op tijd toch? Een bijzonder schabouwelijk uitziende vrachtauto blokkeert vakkundig de uitrit. Na enige claxonsalvo’s stap ik uit en trippel zenuwachtig wat rond. Even later verschijnt een kerel die op zijn dooie gemak, de handen in zijn broekzakken naar me toe slentert. Ik probeer even de dialoog weer te geven.
- Wat een haast ouwe! Ik sta hier nog geen kwartier. (“Ouwe”, ja dat zei hij! Ik ben verdomme nauwelijks tachtig!)
- Ik moet verdoeme naar de dokter en op een kwartier kan een mens dood zijn!
Ik weet niet of de man me verkeerd verstond.
- Dood? En vloeken ook nog! O, je gaat me bedreigen? Het is bijna Kerstmis hoor.
- Als je die rijdende schroothoop nu niet meteen hier weghaalt, ga je je eigen Hemelvaart verdomme nog vlugger meemaken dan Kerstmis!
Enfin, hij reed zijn roestbak op wielen weg. Ik had nu haast en nam eens een keer wél mijn voorrang. Een dame. Maar het kan ook een ander exemplaar uit de lgbtq-collectie geweest zijn. Ze – sorry, HET (ik krijg het bij dat soort mensen altijd moeilijk met de voornaamwoorden) droeg een enorme oorring en had lange haren – stak haar middenvinger naar me op. Ik wuifde vriendelijk terug.
De rest van de rit ben ik extra voorzichtig geweest. Het regende oude wijven en een slippertje is gauw gemaakt.
Voilà. Ik ben klaar voor de kerst.
Chel Driesen