Het is druk in mijn kop. Spitsuur op het werk, file in mijn agenda. Om even te ontspannen ga ik zondagmiddag lekker naar een concert luisteren. Het is Muziekfestival, dus overal kan je gaan genieten van jeugdige stemmen uit heel Europa. Ik stap op mijn fiets en rijd naar het Michielshof waar de eerste koren al klaar staan. Ze zingen prachtig. Kippenvel!
Later die middag ga ik met een oud-collega nog naar tal van andere concerten kijken en tegen de avond kom ik moe maar helemaal voldaan weer thuis. De volgende ochtend merk ik dat het brood op is. Ik wil naar de bakker maar … waar is mijn fiets? Shit. Gejat? Ik baal als een stekker. Het was net zo’n fijn fietske. Mopperend wandel ik dan maar naar de broodautomaat. Ver is het niet, maar toch. Welke sukkel kan er niet met zijn tengels van andermans spullen blijven? In wat voor wereld leven we! Tot ik ineens bedenk…mijn fiets staat natuurlijk nog waar ik hem zondagmiddag heb achtergelaten! Ik ga kijken of ie er nog staat en jawel hoor! Mijn eigen, ouwe, trouwe, stalen ros. Niet gesloten. Precies waar ik hem had neergezet. Geen sukkel met lange vingers, nee, mijn eigen warhoofd is het probleem.
Het is niet de eerste keer dat ik mijn fiets, telefoon of portemonnee ergens vergeet. Vast ook niet de laatste. Gelukkig woon ik in Achel. Hier belt Linda van de bakker om te melden dat ik met de fiets ben gekomen en te voet ben gegaan. Of dat mijn bankkaart nog in het betaalkastje zat. Hier brengen ze je autosleutels even binnen als ze weer eens op het portier zijn blijven steken. Hier letten ze een beetje op elkaar en word je als warhoofd een beetje geholpen en beschermd tegen je eigen slordigheid. Je kan veel zeggen van deze plek. Maar ik moet het keer op keer weer toegeven, het is het allermooiste klote-dorp ter wereld. Achel, you got to love her.