In een geruchtmakende zaak moest het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich buigen over de klacht van een Italiaanse burger die twee jaar onder speciaal politietoezicht was geplaatst. Hij zou een gevaar vormen voor de maatschappij, mocht daarom zijn woning ’s nachts niet verlaten en moest in zijn gemeente blijven wonen. Ook zijn recht op communicatie en verenigingsleven werd gedeeltelijk aan banden gelegd.
De man was nochtans niet veroordeeld en de maatregel was louter preventief. Vandaar dat de Italiaan beweerde dat één van de fundamentele mensenrechten was geschonden: zijn recht op vrijheid.
Het Europees Hof zag het anders. De Italiaanse onderdaan moest ’s nachts thuisblijven, maar mocht zich overdag verplaatsen. Hij kon gaan werken en zijn sociale contacten onderhouden. Zijn bewegingsvrijheid was dus beperkt, maar daarom was hij nog niet van zijn vrijheid beroofd. De openbare orde vereist nu eenmaal dat in bepaalde omstandigheden de bewegingsvrijheid van een individu aan banden wordt gelegd. Maar, zolang een persoon een sociaal leven kan leiden en zijn relaties met de buitenwereld kan onderhouden zijn de mensenrechten niet geschonden.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)