Marcel was 72 toen hij stierf aan suikerziekte. Hij was weduwnaar zonder kinderen. Naaste familieleden had hij niet meer, tenzij de kinderen van zijn ook al gestorven broer en zus. Maar die zag hij weinig. Hij leefde eenzaam en in erbarmelijke omstandigheden in een woning volgestouwd met rommel en afval. Verwarming, warm water of elektriciteit had hij niet. Soms verbleef hij gewoonweg in zijn auto.
De enige toeverlaat in zijn laatste levensjaren was Marie-Rose, zijn thuisverpleegster. Zij hielp in het huishouden, deed de was, de strijk en de boodschappen. Zonder extra vergoeding. Twee à drie keer per dag kwam zij langs, verklaarde de politie na de dood van Marcel. Drie dagen voor zijn dood schreef Marcel zijn testament en gaf het aan Marie-Rose. Zijn woning en geld gingen naar haar. Na het overlijden kwam Marie-Rose echter oog in oog met vier van de negen kinderen van de gestorven broer en zus van Marcel. Zij betichtten haar van erfenisbejaging en eisten de nietigverklaring van het testament.
De rechtbank van Dendermonde verklaarde het testament echter geldig. Er volgde beroep, zodat het hof van beroep van Gent het laatste woord had. Verpleegkundigen zijn, zo stelde het hof, net als kinesisten en psychologen, officieren van gezondheid. Door hun kennis en vaardigheid kunnen zij het leed verzachten of het leven misschien zelfs verlengen. Ook Marie-Rose had dus een grote invloed op de zieke Marcel, aldus het hof. Hij was volledig in haar handen, zodat zij van hem geen gunsten mocht ontvangen. Wat zij hem influisterde en of zij had getracht zijn genegenheid te winnen om financieel voordeel te krijgen, was niet eens van belang. Officieren van gezondheid hebben nu eenmaal een bijzondere positie in ons Napoleontisch wetboek en het hof verklaarde het testament
nietig.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)