Dit is het verhaal van de familie Al Gburi, met vader Ahmed Abdulrahman, moeder Ali Fadeelha Nasseen en hun zonen Abdulrahzak en Mohammad; een derde zoon is op komst. Ahmed is geboren op 27 oktober 1988, Fadeelha op 21 april 1994, Abdulrahzak op 24 mei 2011 en Mohammad op 27 oktober 2013. Ze zijn afkomstig uit Irak. Ahmed had daar een kleine bakkerij, die hij uitbaatte met zijn broer. Hobby's: "Wij waren niet vrij in Irak, we hadden geen hobby's".
Ahmed: “In Irak woedt de strijd tussen de soennieten en de sjiieten weer in alle hevigheid. De sjiieten zijn aan de macht en maken het leven erg moeilijk voor de soennieten, die op vele manieren onderdrukt worden: ze worden bedreigd, verplicht hun huizen goedkoop van de hand te doen, hun vrouwen worden verkracht...
"Wij zijn soennieten. Enkel omwille van onze soennietische achternaam werd ik net na mijn verloving met Fadeelha in 2010 geviseerd en gearresteerd. Ik heb gruwelijke dingen meegemaakt, ben gemarteld: Ze sneden met scheermessen in mijn rug en strooiden zout in de wonden. Op een gegeven moment wilden ze dat ik mijn zus en vrouw naar het politiekantoor liet komen. Ik wist dat ze verkracht zouden worden en heb dus geweigerd. Als straf werd mijn vinger afgeknipt…” Ahmed laat zijn hand zien, zijn pink ontbreekt.
“Uiteindelijk ben ik erin geslaagd me vrij te kopen, voor veertigduizend dollar. We hebben ons huis ervoor moeten verkopen. Toen ik uit de gevangenis was, bleven de bedreigingen echter komen. Ik werd voortdurend afgeperst en wist dat er voor mij en mijn familie geen uitweg meer was.
"Ik besloot om keihard te werken en geld te sparen om te kunnen vluchten. Gelukkig steunde mijn schoonfamilie ons. Zij gaven ons geld om hun enige dochter hoop op een toekomst te geven.”
“Ik was hun meisje, hun enige kind. En nu weet ik niet eens of ik hen ooit nog terug zal zien”, huilt Fadeelha.
Ahmed: “Een half jaar geleden zijn we gevlucht. We gingen eerst van Bagdad naar Turkije, en daar namen we de boot naar Europa, samen met mijn gezin, mijn ouders en mijn broer en zus. We zaten met vijfenzeventig mensen in een rubberboot die voor dertig personen bedoeld was… In de boot achter ons zaten mijn twee andere broers, een van hen met zijn vrouw en drie kindjes.
(Het wordt stil)
"De boten zijn omgeslagen. Zeven uur hebben we in het water gelegen, gelukkig hadden we reddingsvesten aan. We waren radeloos, Abdulrahzak was bewusteloos, hij zag blauw en had veel water binnengekregen. We dachten dat hij dood was. Mohammad huilde constant en riep voortdurend op zijn broer.
"We hadden alle hoop verloren, toen er opeens helikopters kwamen om ons op te pikken. Dat was het mooiste moment uit mijn leven, vooral toen bleek dat Abdulrahzak nog leefde. Tegelijk was dit ook een verschrikkelijk moment, het ergste van mijn leven: mijn familie op de andere boot... zij hebben de tocht niet overleefd.
"Ik heb acht dagen niets kunnen eten, ik was in shock. In Griekenland werden we verzorgd door het Rode Kruis. We hadden niets meer. Geen geld, niets...
Een familie betaalde onze tocht naar Athene... De meeste mensen namen de bus, maar dat konden wij niet betalen en dus vertrokken we te voet met twee andere families. Van Athene naar Macedonië, naar Servië, naar Oekraïne, Slovenië, Oostenrijk, Duitsland en uiteindelijk België. We waren vijfendertig dagen onderweg, het was de hel.
"Toen we in België aankwamen, werden we eerst in Bredene opgevangen. Nu zitten we aan het Parelstrand in Lommel. Ik ben blij dat we hier zijn, maar wat er gebeurd is valt ons zwaar. Abdulrahzak wil niet naar school, hij durft zijn broertje niet alleen te laten. Hij is nog steeds zo bang om hem te verliezen, houdt hem voortdurend in de gaten…
"Nu leven we voor onze kinderen. We hopen dat zij hier een mooie toekomst kunnen opbouwen, dat is onze droom. Maar eerst hebben we rust nodig...”
(Foto ©MarieBouly Photography)