“Dat doen wij niet meer, meneer.”
Een vriendelijke dame in het ‘Huis van de Stad’ kijkt me opgewekt aan.
Mijn vriend Johan had me ’s ochtends gebeld: “Chel, als je onder jouw roepnaam iets officieels wil doen, dan heb je een ‘Akte van Bekendheid’ nodig.”
Ik heet namelijk eigenlijk Michiel Johan, maar iedereen noemt me Chel.
Welgezind fluit ik mijn fiets uit zijn slaaphok en begeef me naar ons prachtige stadhuis.
De dame glipt ergens heen en komt even later triomfantelijk terug met een briefje en daarop drie telefoonnummers.
Neen, zij weet niet bij welke instantie die nummers horen. “Maar het is zeker in Beringen.”
“Ogenblikje, ik geef u de dienst ‘Nalatenschap’.” Voor ik met mijn ogen kan knipperen, heeft een innemende stem me doorgeschakeld.
“Ja hoor. Komt u maar langs. Brengt u wel een overlijdensakte mee?”
Ik slik even. “Mevrouw, het spijt me maar ik ben heus nog niet dood en ik voel niet de geringste behoefte om daar binnenkort verandering in te brengen.”
“Ogenblikje. Ik ga me bevragen.”
Tien minuten later: “Meneer, bij ons zit u écht niet goed. Al eens bij een notaris geprobeerd of het vredegerecht?”
Even bij het vredegerecht binnenlopen, dan?
Toch maar niet, denk ik. Daar zitten waarschijnlijk – zoals bij elke receptiebalie – een stel juffrouwen die bij niet-alledaagse vragen geheid een spontane ovulatie krijgen. En eer ze daarvan hersteld zijn, hebben de bomen hun bladeren verloren.
Uiteindelijk kom ik er achter, dat ik naar de vrederechter moet met een ‘geboortebewijs’ en twee ‘betrouwbare’ getuigen, die daar willen bevestigen dat ze mij kennen als ‘Chel’.
“Doe maar een net pak aan”, zegt mijn vriend. “Eigenlijk is dat immers een vernieuwde geboorteaangifte. En naar oude gewoonte trekken we achteraf met ‘het kind’ van kroeg tot kroeg.”
Als u dus binnenkort ergens een zingend trio tegenkomt…