“Maak dat van jullie ma nog maar eens", zei mijn vrouw. "Dat met het eitje.” Soms heeft een mens niet veel woorden nodig. Eén zin en één ingrediënt is genoeg om te weten waarover het gaat.
Met de kermis en met Pasen kwam het thuis altijd op tafel. Het is een gerecht dat we hebben meegenomen. Ik moet het zelfs niet opschrijven in mijn schriftje. Het is geniaal eenvoudig. De twee hoofdingrediënten passen perfect in elkaar. Letterlijk. Maar de overige drie zijn ook verplicht aanwezig.
Het eitje had ik al verklapt. Ik zal vertellen hoe ze het klaarmaakte. Ze begon met een bedje sla op een dessertbord (de zondagse, uit de kast in de woonkamer) en daar bovenop een lapje gekookte hesp. Dan komt het. Bovenop de hesp plaatste ze een schijfje ananas en daarin paste perfect – je raadt het – het hardgekookt eitje. Tot slot goot ze voor de afwerking nog wat cocktailsaus op het eitje. Gedrapeerd, zoals de eeuwige sneeuw op de top van een berg. In het inox schaaltje zat nog wat extra saus. Na de afwas deed het dienst als kommetje voor de chips.
In de keuken stond altijd een extra exemplaar van het voorgerecht. Het bleef nooit staan. Het smaakt nog altijd zoals toen, maar natuurlijk missen we iets. Geen ingrediënt, maar wel zoiets als het zout op de aardappelen. Smaakmakers rond de tafel.
Ik wil graag geloven dat ze het zelf heeft uitgevonden. Ook als dat niet zo is. Dat ze een manier zocht om het eitje te laten rechtstaan. En dat vervolgens plots dat schijfje ananas in beeld kwam. Zomaar. Maar waar kwam dan het lapje ham en de cocktailsaus vandaan?
Wie zal het zeggen? Soms moet je de geschiedenis een beetje naar je eigen hand zetten. Met zoiets doe je niemand kwaad. Toch?
Rudi LAVREYSEN