In aanloop naar het wereldkampioenschap voetbal (in sportteksten lijkt het alsof de woorden meebewegen, voor een strafschop neem je ook een aanloop) heeft een naar nostalgie hunkerende reportagemaker WK-beelden uit de oude voetbaldoos gehaald. Hij bekijkt ze met enkele duivels op rust. In een aftandse autobus rijdt hij door het land om oud-spelers op te halen. Ze wachten samen met de cameraman - gespeeld spontaan - op de passerende bus. Onze oudste heeft de oude fragmenten nog nooit gezien. Ik vertel erover alsof ik zelf in het stadion aanwezig was.
De met twee voornamen gezegende Philippe Albert ziet een door hem uitgevoerde tackle van lang geleden terug. "Mag ik die nog eens zien?", vraagt hij. "Oh la la", zegt hij verontschuldigend. "Recht op de man. Dat is niet goed."
In een wedstrijd tegen Duitsland moesten ze hem na het laatste fluitsignaal tegenhouden, of hij had de scheidsrechter een oplawaai verkocht. Hij lijkt nog altijd boos wegens het veroorzaakte onrecht. Terecht verontwaardigd. Ik voel het samen met hem opnieuw opkomen.
Naast twee voornamen had hij ook twee bijnamen. In Engeland, waar hij zijn topjaren beleefde, was het Prince Albert. In ons land kreeg hij de oneervolle titel van 'Houthakker van Bouillon’. Dat laatste vertel ik niet. Voetbaltaal is af en toe lelijk, als het uit de mond van sommige aan de zijlijn staande voetbalkenners komt.
In een leeg voetbalstadion vertelt hij dat zijn ma niet blij was met die bijnaam. "De journalist heeft dat wellicht niet zo bedoeld", had hij indertijd tegen zijn ma gezegd. De waarheid terecht wat geweld aangedaan. "Vertel je er vaak over? Over je carrière?", vraagt de reportagemaker tot slot. "Nooit", antwoordt de prins met de gouden schoen. "Maar het voelt nu wel goed."
Dat zijn pas koninklijke woorden. Ze komen als een duivel uit een doosje.
Rudi LAVREYSEN