Misschien is het erfelijk bepaald. De nietszeggendheden die we soms op tafel gooien. Of is dat bij jullie ook het geval? Vooral grootvader kon er wat van. Ik zie hem nog in zijn zetel zitten. Het was de tijd dat de mensen nog een eigen stoel in huis hadden. Al heb ik die onderhand ook, nu ik er over nadenk. Ik herinner me dat ze vooral tijdens stille momenten naar boven kwamen. Meestal sprak hij eerst een langgerekte ‘Jaa, jaa’ uit. Gevolgd door een zin als ‘Het wil allemaal wat zeggen’. Ergens diep in mijn herinnering hoor ik hem ook zeggen dat het ‘allemaal iets te betekenen heeft’. Dat was formeler en misschien meer voor zondag. Maar wat die ‘iets’ was, heb ik in mijn jonge jaren nooit begrepen. Nog altijd niet trouwens. Nu betrap ik er mezelf wel eens op, dat ik een zin uitspreek als ‘Och, het is allemaal iets’. Zelfs onze jongste maakt er een sport van om na een avond plezier een cliché in de groep te gooien als ‘dat kunnen ze ons ook niet meer afpakken’. Waarna ze wellicht allemaal de slappe lach krijgen. Och, stoplappen, het is waarschijnlijk iets van alle tijden. In de managementtaal is het dan weer bon ton om moeilijk te doen om niets. Kijk, daar was er al eentje. Want in de plaats van ‘bon ton’ kan je ook gewoon ‘in de mode’ zeggen. Woorden als ‘implementeren’, ‘stakeholders’ of ‘co-creatie’ vliegen je tijdens vergaderingen om de oren. Ik durf wel eens streepjes trekken, telkens als ik een jeukwoord hoor. Onlangs, tijdens een meeting (lap, nog eentje), zei iemand nog maar eens dat we out of the box moesten denken. Ik dacht nog bij mezelf. Maar goed dat zoiets vroeger niet bestond, want grootvader kende een boks alleen als een broek.
Rudi Lavreysen