Het is een bloedhete dag en ik ben redelijk vroeg aan het station van het naburige dorp. Onze jongste arriveert er met de trein, wegens geen aansluiting naar ons stadje.
Het terras aan de achterzijde van het stationsgebouw ligt voor een groot stuk in de schaduw. Ik heb graag zon, maar een hele dag bakken en braden is aan mij niet besteed. Ik ben dan als een lasagne in een hete oven. Als hij begint te pruttelen, moet je hem eruit halen.
Ik heb nog een kwartier. Aan mijn linkse kant zijn twee oudere dames in gesprek met de eigenaar. Dat het warm is en dat het bij de coiffeuse onder de droogkap nog warmer is. De geur van hun haarlak is herkenbaar. Ik zie de bruine bus met de witte dop thuis nog in de kast staan.
Aan mijn rechtse zijde zit een grote man met een zomerhoed. "Ik ben zjust in de schaduw gaan zitten", spreekt hij met het smakelijke accent van ons naburig dorp. "Ik hem ne nieuwe vélo gekocht”, gaat hij meteen verder, alsof we oude bekenden zijn. Hij wijst naar de driewieler tegenover ons, vastgebonden aan de lantaarnpaal.
"Drie ruggenwervels gebroken", zegt hij. Er gaat meteen een rilling over mijn rug. Hij vertelt over zijn zwaar ongeval en dat een gewone fiets moeilijk is om op en af te stappen. Het is zijn evenwicht waar het nu aan schort.
"Ik verschoot van de prijs. Daar kon ik hem niet voor laten staan. Rij hem maar naar buiten, zei de man van de Kringloopwinkel tegen mij. Ik ga eens zien of ik hem thuis krijg”, zegt hij, waarna hij zijn glas uitdrinkt.
Hij maakt het slot los en stapt voorzichtig op zijn fiets. Het gaat hem goed af. Ik zwaai nog even. Alsof we oude bekenden zijn.
Rudi LAVREYSEN