Ik heb er ooit een lijstje van willen aanleggen. Van de mensen die ons de weg vragen als we wandelen. Akkoord, dat klinkt behoorlijk stom, maar er zit telkens wel een verhaal aan vast. Onlangs kwam er een groep jongelui van een jeugdbeweging, met de fiets aan de hand, van onze mooie voetgangersbrug over het kanaal gestapt. Of we de Soeverein en de sportvelden wisten liggen? Dat was vlug geregeld. Al heb ik altijd zin om mee te stappen, want je weet niet of ze niet ergens te vroeg afslaan en zo nog meer de weg kwijt zijn. Trouwens, ‘de weg kwijt zijn’, klopt dat wel? Ze zijn ‘de weg ernaartoe kwijt’, toch? Een weg verdwijnt gelukkig niet zo snel.
Zo wandelden we onlangs in die fijne Antwerpse straat, die er al eeuwen ligt. Een Nederlands koppel deed ons stoppen en vroeg vriendelijk of we de weg ergens naartoe wisten, ze waren verdwaald. Maar eerst vroegen ze of we van Antwerpen waren. Nee, dat niet, maar dat ik het misschien wel had willen zijn, wou ik nog zeggen. En ik wou ook zeggen dat het niet erg is om in een stad te verdwalen, zeker in Antwerpen niet. En dat Wannes er nog een mooi liedje over geschreven heeft. Met die twee zinnen die ik wel eens neurie. ‘Ik wil deze nacht in de straten verdwalen. De ziel van de stad maakt mijn hart amoureus’. En ik wou ook zeggen dat we in de Kloosterstraat stonden. Waar ‘Het Dwaallicht’ van die grote Willem Elsschot zich afspeelt. Dat ook de wereldleiders -hoe melig dat ook klinkt- dit boek wel eens mochten lezen. Er staan immers veel wijsheden in, over samenleven en over God en klein pierke. Zij, die leiders, zouden misschien minder dwalen. Want er verdwalen al genoeg mensen in de wereld.
Rudi Lavreysen