Omdat mevrouw Van O. blijkbaar een vriend had bij wie ze vaak verbleef, bood zij haar duplexappartement op de eerste en tweede verdieping aan via Airbnb. Dit tot ongenoegen van de heer T. van het appartement op het gelijkvloers. Het komen en gaan van toeristen zorgde (ook ’s avonds) voor geluidsoverlast en hij voelde zich niet veilig door al die onbekende mensen. Hij maakte via mail herhaaldelijk zijn beklag bij mevrouw Van O. en schakelde ook zijn rechtsbijstandsverzekeraar en advocaat in, omdat mevrouw Van O. niet reageerde. Uiteindelijk liet zij weten dat ze binnen de maand ging samenwonen en haar appartement zou verkopen of verhuren. De heer T. mocht wel nog een aantal Airbnb-gasten verwachten, hoewel ze besefte dat hij daarmee niet gelukkig was.
Van een definitieve stopzetting van haar Airbnb-advertenties kwam echter niets in huis en op een bewonersvergadering liet mevrouw Van O. zelfs weten dat zij volgens het reglement van mede-eigendom haar appartement mocht aanbieden via Airbnb. Dat reglement had het immers uitdrukkelijk over de mogelijke aanwezigheid van ‘tijdelijke of toevallige bewoners’. De vrederechter van Antwerpen moest de ruzie beslechten. Die stelde vast dat het reglement van mede-eigendom horeca verbood en dat de appartementen alleen dienden om er te wonen. Als het reglement het heeft over tijdelijke of toevallige bewoners, gaat het nog steeds om bewoners en niet om toeristen, aldus de vrederechter. Het is bovendien onwaarschijnlijk dat toeristen zich engageren om het reglement van mede-eigendom te respecteren. Wie een appartement ter beschikking stelt doet trouwens aan horeca, want er worden logies verstrekt. De vrederechter duldde dus niet dat het appartement voortaan nog via Airbnb werd aangeboden en omdat de toeristen hadden gezorgd voor nachtelijke lawaaihinder, kende zij een schadevergoeding toe van 25 euro. Een dwangsom vond de vrederechter niet nodig omdat zij erop vertrouwde dat mevrouw Van O. haar vonnis respecteerde.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)