Een man was door de correctionele rechtbank van Veurne strafrechtelijk veroordeeld wegens verduistering van 838.598 euro. Hij was handelsagent van een bank en had via zijn vennootschap het geld van de klanten van de bank achtergehouden en met valse rekeninguittreksels overgeschreven naar eigen rekeningen. De rechtbank veroordeelde hem ook tot terugbetaling van de verduisterde som aan de gedupeerde bank.
Als toemaatje ontving hij van de fiscus nog een belastingaanslag van 937.776,35 euro. De fiscus beschouwde de verduisterde bedragen als beroepsinkomsten en paste ook nog eens een belastingverhoging toe van 200 %.
De man ging daarop met wisselend succes een juridisch gevecht aan met de fiscus. De rechtbank van Brugge vond dat slechts een belastingverhoging van 10 % mocht worden opgelegd. Het hof van beroep van Gent gaf de fiscus dan weer volledig gelijk. Uiteindelijk moest het hof van cassatie uitspraak doen.
Voor het hof van cassatie was de zaak
simple comme bonjour om de eenvoudige reden dat geld nu eenmaal niet stinkt, een wijsheid die de Romeinse keizer Vespasianus al verkocht toen hem werd verweten belasting te heffen op het gebruik van openbare toiletten. Daarom zijn zelfs verduisterde gelden belastbare beroepsinkomsten, zelfs als de boosdoener de benadeelden heeft terugbetaald. Want, aldus het hof van cassatie, die terugbetaling kan hij aftrekken als beroepskosten.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)