Zijn laatste gesprekken die avond had de man met een priester. Hij leefde gescheiden van zijn echtgenote en had psychische problemen. Al twintig jaar was de priester zijn vriend en vond hij steun bij hem.
’s Anderendaags vond zijn echtgenote hem in zijn auto, in de garage van zijn woning. Gestikt. Naast hem foto’s van het koppel in betere tijden.
Drie keer belde de man op de bewuste avond met de priester, Via sms'jes liet hij ook weten dat hij niet verder kon zonder zijn vrouw en hij vroeg de priester (mee) te bidden in zijn auto.
"Ik bid met jou mee en ik zal doen wat ik kan,” had de priester geantwoord. Daarna was het stil.
Vijf jaar later moest de priester zich verantwoorden voor het hof van beroep van Gent, omdat hij geen hulp zou hebben verleend aan een persoon die op het punt stond zich van het leven te beroven. De priester betwistte dat hij te kort schoot. Iedereen heeft het recht om te beschikken over zijn leven, aldus de priester. Hij was trouwens gebonden door het biechtgeheim en over alles wat hij hoorde als priester moest hij zwijgen. Zo niet, riskeerde hij te worden verbannen uit de kerk.
Het hof van beroep was verbaasd dat hij als priester van de katholieke kerk schermde met het zelfbeschikkingsrecht. De vergelijking van de priester met de hulplijn Tele-Onthaal ging volgens het hof niet op. Die hulplijn was anoniem, terwijl de priester de noodkreet aanhoorde van een goede vriend. Hij had de echtgenote, politie of hulpdiensten moeten verwittigen, nu zijn vriend zich zeker of waarschijnlijk van het leven zou benemen. Minstens had hij naar hem toe moeten gaan of zorgen voor hulp. Het biechtgeheim of de verplichting tot vertrouwelijkheid was daarvoor geen sta-in-de-weg. Had de priester aan de kranten en de echtgenote van zijn vriend niet honderduit verteld over wat er die avond tussen hem en zijn vriend was gezegd? Zo gaf de priester zelf te kennen dat er geen sprake was van een beroepsgeheim of vrees om uit de kerk te worden gesloten, besloot het hof.
Misplaatste weldaden acht ik misdaden, zou Cicero gezegd hebben.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)