De klok tikt voor de
Kempense Heidelibel. Het
Hageven is het laatst bekende bastion voor deze rode lijstsoort in Vlaanderen.
En zelfs in het Hageven werden dit jaar slechts enkele exemplaren geteld door expert vrijwilligers en Geert De Knijf van het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO).
Heidelibellen zijn een uitdagende groep om te identificeren. De
negen soorten in Vlaanderen lijken op elkaar, maar details onthullen de verschillen. De eerder vrij kleine Kempense heidelibel valt op door driehoekige tot druppelvormige vlekken op de zijkant van het achterlijf, met mannetjes in Belgische driekleur en zwarte poten. De vrouwtjes hebben een minder opvallende bruingele kleur maar ook zij hebben de afgelijnde driehoekige tot druppelvormige vlekken op de zijkanten van het achterlijf.
Andere bijzondere soorten heidelibellen in het Hageven zijn de bandheidelibel, de zwarte en de steenrode heidelibel.
De habitat van de Kempense heidelibel omvat ondiepe plassen die 's winters droogvallen en moerassige oevers met ijle vegetatie. Winterdrooglegging schakelt natuurlijke vijanden uit, waardoor de eieren - die bestand zijn tegen de droogte - in het voorjaar kunnen uitkomen. Zoöplankton floreert in de ondiepe, opwarmende plassen en dient als voedsel voor de libellenlarven.
Structuurrijke graslanden nabij de plassen zijn van vitaal belang voor deze soort. De voorkeur gaat uit naar kruidenrijke vegetatie met zeer ijle rietvegetatie en heide als foerageerplaatsen.
Soorten van voedselarme plassen en vennen blijven het slecht doen en verdienen bijzondere aandacht in het natuurbeleid en natuurbeheer. Populaties van deze soorten vertonen vooral de laatste tien jaar een versnelde achteruitgang. Deze soorten hebben te lijden onder de te hoge stikstof; toenemende temperaturen gepaard met verminderde neerslag en zo verhoogde kans op droogval van hun leefgebied op momenten dat het nat zou moeten zijn voor de voortplanting.
De Vlaamse overheid heeft een meerjarig project gedefinieerd: het opzetten van een
meetnetprogramma. Deze meetnetten dienen als instrumenten om kwaliteitsvolle informatie te verzamelen over verschillende prioritaire plant- en diersoorten.
Die omvatten niet alleen de soorten waarover Vlaanderen moet rapporteren aan Europa in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn, maar ook andere soorten die van aanzienlijk belang zijn voor het Vlaamse natuurbeleid. Een voorbeeld van zo een prioritaire soort is de Kempense heidelibel, een libel behorend tot de familie van de
korenbouten.
De inzet van meetnetten is van cruciaal belang gebleken om inzicht te verkrijgen in de achteruitgang van de Kempense heidelibel. Door gestandaardiseerde monitoringprotocollen te volgen, kunnen onderzoekers en natuurbeschermers essentiële gegevens verzamelen met betrekking tot de populatietrends, verspreidingsgebieden, habitatvoorkeuren en mogelijke bedreigingen. Deze informatie stelt hen hopelijk in staat om strategieën te ontwikkelen om de achteruitgang om te buigen en de soort te behouden.
Binnen een meetnetwerk - zoals dat bijvoorbeeld voor de libellen - werken expert vrijwilligers samen om op vooraf bepaalde locaties specifieke soorten te tellen en te rapporteren. Dit gebeurt volgens een gestandaardiseerde methode, waardoor de verzamelde gegevens betrouwbaar zijn en waardevolle informatie bieden over de status en ontwikkeling van deze soorten per gebied. Het protocol voor het monitoren van libellen (INBO)
beschrijft gedetailleerd hoe deze meetnetwerken voor libellen zijn opgezet en worden uitgevoerd.
(Foto Jef van den Boer) (Bron: www.boslab.be)