“Kom gauw kijken”, riep ze. De anonieme onderbrak zijn tienvingerblindgedoe en stormde de trap af. Te laat, zo bleek. Door het schuifraam was mijn echtgenote zopas getuige geweest van een moordpartij in de dierenwereld. De ros-witte kat (niet die rosse van vorige week) had zich zowaar met de hulp van de mooie grijze (wél die van vorige week) vergrepen aan een duif!
Geen duif en geen katten meer te bespeuren. De misdadigers hadden hun slachtoffer kennelijk meegesleurd naar de wildernis die ik de voorbije jaren geleidelijk heb laten ontstaan in die hoek van de tuin. Er lag wél nog een massa veertjes en veren, genoeg om een kussensloop mee te vullen, zo bleek bij elementair speurwerk op de plaats delict.
Nauwelijks opnieuw tienvingerblindgewijs aan de slag of mijn echtgenote riep opnieuw. De duif was blijkbaar toch nog
alive, maar niet meer zo
kicking: ze was ontsnapt, maar voor de bloeddorstige snoodaards (zogezegd geciviliseerde exemplaren, met hun tekenbandje rond de nek) ging het hooguit om uitstel van executie. De smeerlapkes trokken zich pas terug in hun loopgraven toen de anonieme
big brother dreigend in de tuin verscheen.
De duif zat in shock te wachten op het onvermijdelijke. We hielden de wacht om ze veilig te laten bekomen. Pas enkele minuten later probeerden we ze aan te sporen om op te vliegen en een veiliger plekje te vinden op een tak in de notenboom of zo. Hoger dan een meter geraakte ze echter niet meer weggefladderd met die akelig verfomfaaide vleugel. Ze dribbelde dan maar naar mijn pas aangelegde strookje planten- en bloemenborder en probeerde daar roerloos, als versteend, onopgemerkt op te gaan in de omgeving. Struisvogelgedrag bij een duif.
Een half uurtje later zijn we nog eens gaan kijken. Geen duif meer te bespeuren. En ook geen kat. De wet van de natuur, zomaar in mijnen hof.
De anonieme