Neerpelt
In april meldden we dat
Het Liller Heem, het kwartaalblad van de Liller Heemkundige Kring, een interessant verhaal had over een
kanonskogel die in november werd opgegraven in de buurt van De Kompen. Wat blijkt? Na de publicatie kreeg de Kring een telefoontje van de familie Kwanten in de Venderstraat. Ze hadden ook zo'n kanonskogel gevonden. En die was nog zwaarder!
Maar wanneer werd die tweede kogel gevonden? Dat meldt de jongste uitgave van Het Liller Heem niet. We stuurden daarom onze medewerker Edgard Adriaens op onderzoek uit. Die achterhaalde dat die kogel sinds mensenheugenis in een kistje lag. Dat kistje stond in een hoek van een oude
schob. Toen die enkele jaren geleden afgebroken werd, werd dat kistje met de kogel in een hoek van de nieuwe schob gezet. Die kogel moet tientallen jaren op de boerderij Kwanten gelegen hebben. Die boerderij staat vlak voor de oude pastoorswal en het blad leidt daar uit af dat die kogel wel eens kon afgevuurd zijn door het leger van Marlborough, dat in 1702 het kasteel van Grevenbroek verwoestte en de pastorij van Lille aan de Broekkant vernielde. Heerlijk verhaal.
Ook in het pas verschenen nummer van Het Liller Heem: de opvang van
"vreemde vluchtelingen" in de Eerste Wereldoorlog. Burgemeester Jozef Ceelen liet in zijn verslag in 1919 optekenen:
"Fransche vluchtelingen per kar in Peer afgehaald, verbleven hier één nacht en werden dan naar de grens gebracht. Gedurende drie dagen. Doch de laatste zijn hier verschillende weken verbleven. Vier zijn er hier gestorven".
En dan waren er de klokken waarop de bezetter in de Tweede Wereldoorlog zijn oog had laten vallen om met het brons wapens en kanonnen te maken. Het blad wijdt 7 bladzijden aan die Duitse
Glockenaction die in Neerpelt tot een kleine volksopstand leidde waarbij het hijstuig in het kanaal werd gegooid. In Achel, Neerpelt, Bocholt, Hamont en Kaulille werden klokken weggehaald, in Kleine Brogel niet. Maar ook in SHLIlle niet, en niemand weer hoe dat komt. Misschien omdat de burgemeester toen Pieter
Klok heette?
Nog in Het Liller Heem: jeugdherinneringen van
pater Leon Verbeek, en het derde deel van de
"Wederwaardigheden aan de statie" van Pieter Pellens. Die signaleert dat er, in de periode tussen de twee wereldoorlogen, rond de statie van Lille op een paar honderd meter van elkaar vier cafés lagen. "Later hoorde ik vertellen dat in één van die cafés champagne werd gedronken. Dat gebeurde niet door de mannen van de statie, want die dronken altijd in het café dat het kortste bij de statie lag, want daar tapte men de grootste pinten."
En
last but not least een héél interessant artikel over de
"Jonge Schutterij" van Sint-Huibrechts-Lille. Die leende in 1753 een bedrag van 100 gulden - tegen een intrest van 1 gulden 15 stuivers - aan de toenmalige burgemeesters van Reppel. Dat hoor je tegenwoordig niet meer, dat een vereniging geld leent aan de gemeente...