Met vijf waren ze, om te betogen tegen de “islamisering” nadat een week eerder in Mechelen 20 tot 30 moslims samenkwamen om het Suikerfeest te vieren. De vijf droegen borden met als opschrift: “Is dit de toekomst van Vlaanderen!? Nee, bedankt.”. Op een groot spandoek stond “Stop islamisering” en een verbodsteken, met de afbeelding van een moskee, negen vrouwen met een boerka en zeven met een nikab. Al na een kwartier gaf de burgemeester het bevel om de betogers op te pakken, waarna ze zeven uur opgesloten bleven. Bij hun ondervraging door de politie hielden ze de lippen op elkaar.
Een jaar later stonden ze met vier terecht voor de correctionele rechtbank wegens aanzetting tot haat of geweld tegen de moslimgemeenschap. De beklaagden schermden met de grondwet en het recht van vrije meningsuiting. De rechtbank erkende dat kwetsende of beledigende uitingen binnen een maatschappelijk of wetenschappelijk debat moeten kunnen, net zoals het spotten met religieuze groepen of instellingen. Maar, aldus de rechtbank, de beklaagden waren verder gegaan dan dat. Ze hadden op de zaterdagmarkt van Mechelen, en dus op een openbare plaats, aangezet tot haat of geweld en als het ware uitgenodigd om tegen een bepaalde groep of gemeenschap daden te stellen die haatdragend en gewelddadig waren. Bovendien verspreidden ze het denkbeeld dat de islam ooit Vlaanderen zou overheersen en schetsten zij het denkbeeldig gevaar dat elke vrouw door de “islamisering” een boerka of nikab moet dragen. Daarmee zaaien ze haat en angst en stimuleren anderen om hetzelfde te doen. Hun actie in volle stadscentrum is meer dan kritiek en is bedoeld om een angstbeeld te creëren op basis van uiterlijke kenmerken van de geviseerde gemeenschap en brengt zo haar geloof in het gedrang, stelde de rechtbank. Ze achtte de beklaagden daarom ook alle vier schuldig aan inbreuken op de discriminatiewet en veroordeelde hen tot een gevangenisstraf van zes maanden, zij het voor drie van de vier voorwaardelijk.
Jan BOULY(De auteur is advocaat)