Drie keer moesten ze de secretaris van de KWB opereren, nadat hij door de zolderwering van een oude koeienstal viel. Die koeienstal was het bijgebouw van een woning in een West-Vlaamse gemeente, bekend om haar varkens. De secretaris viel toen hij met een andere KWB-er de panelen van de zolder haalde voor de jaarlijkse KWB-fietstocht. De zoon van die KWB-er huurde de woning met verbouwde koeienstal.
Wie de gewonde secretaris moest vergoeden was onduidelijk en de zaak kwam voor de rechtbank van Gent. De huurder, de zoon dus van het KWB-lid, was volgens de rechtbank niet aansprakelijk, omdat hij een vrijwilliger was. Ook de eigenaar van de voormalige koeienstal ging vrijuit, want hij wist van niets. De secretaris kreeg geen schadevergoeding en ging in beroep. De huurder was volgens hem geen vrijwilliger, omdat hij geen lid was van de KWB. Het stockeren van panelen was volgens de secretaris ten andere geen daad van vrijwilligerswerk.
Voor het hof van beroep van Gent hield de huurder vol dat hij lid was van de KWB. Maar, voor het hof deed het er niet toe of de huurder nu lid was of niet. De huurder was beschermd door het vrijwilligersstatuut zodra hij onbaatzuchtig en vrijwillig werk verrichtte voor de KWB. De huurder bewaarde de panelen gratis en deed dus vrijwilligerswerk. Een zware fout had hij niet gemaakt en vandaar was hij volgens de vrijwilligerswet niet aansprakelijk. Opnieuw dus geen schadevergoeding voor de secretaris.
Het hof vond het blijkbaar jammer dat het de secretaris in de kou moest laten, want het wees er nadrukkelijk op dat hij wél was vergoed als hij zijn pijlen had gericht op de KWB zelf, of haar verzekeraar. Een organisatie, in dit geval de KWB, heeft zelfs de plicht om zich te verzekeren tegen fouten van al wie zich voor haar inzet. Een vrijwilliger heeft dus een vangnet, maar hij moet het gebruiken.
Jan Bouly
(De auteur is advocaat)