"Koop vooraf tickets", hadden ze ons gezegd. Zo gezegd, zo gekocht, maar in de luchthaven kregen we het bericht dat er iets mis was met onze tickets voor het Colosseum. "Och, we zien wel”, reageerden we onbezonnen.
Op de tweede dag van ons verblijf waren we vroeg op pad. We dachten er als eerste te staan, maar op de verkeersvrije laan naar het Colosseum was het drukker dan op een uitverkocht Rock Werchter. "You want tickets?", sprak een man ons aan. Het leek ons te duur.
Aan het Colosseum scande ik een QR-code waar 'Tickets' bij stond, maar een man sprak me
aan. Hij droeg een driekwartbroek met een scheur aan de knieën en hij rookte een
zelfgedraaide sigaret waar geen rook uitkwam. "No tickets online", vertelde hij, en hij wees
naar de lange wachtrij die inderdaad bijna van Milaan tot Rome liep. Hij kon ons tickets met
rondleiding bezorgen, maar we waren nog niet overtuigd. Bij de volgende man twijfelden
we. "I take you to my manager", zei hij alsof het om een afdeling van een beursgenoteerd
bedrijf ging.
Die manager bleek opnieuw de man met de driekwartbroek te zijn. "Hey guys”, lachte hij. "He's my partner. I take you to Marco, my boss." Marco zag er niet meteen uit als een CEO, maar hij had wel een envelop vol met briefjesgeld vast. We betaalden en spraken het aanvangsuur af. "You stay here hè?", vroeg ik ongerust. Ik had het Italo-Engels ondertussen overgenomen.
Op het afgesproken uur stond Marco er nog met zijn team. "We're gone", lachte de manager met de driekwartbroek.
Het was er ondertussen enorm warm geworden. De zon brandde op mijn hoofd. Daarom kocht ik op aanraden van onze jongste maar een strohoed.
"Me hot", zei ik tegen de verkoper, waarna hij me ietwat raar aankeek.
Rudi LAVREYSEN