Een dame kocht bij een erkende honden- en kattenkweker een hondje. Een half jaar later verscheen op het Instagramprofiel van de verkoper een foto van de dame met het hondje op de schoot. Daarnaast haar zoontje. Op de achtergrond figureerde een fotogalerij met BV’s, hun hondje en het weetje dat al die BV's meewerkten aan deze
“wall of fame”.
Er volgde een claim van 20.000 euro voor de rechtbank van Turnhout, 2.000 euro voor de dame, 2.000 euro voor het zoontje en 16.000 euro voor de vennootschap waaraan de dame haar portretrechten had overgedragen. De dame stelde schade te hebben geleden omdat zij haatberichten kreeg van dierenrechtenactivisten en ongewild broodfok had gepropageerd. De rechtbank van Turnhout wees alle eisen tot schadevergoeding echter af, waarna een beroepsprocedure volgde voor het hof van beroep van Antwerpen.
Volgens het hof stond het vast dat de dame geen toestemming gaf voor het gebruik van de foto’s en het fotograferen van haar zoontje. De dame had dit via een bericht op Instagram duidelijk laten verstaan en toch kwam de bewuste foto na haar Instagrambericht via sociale media nog in de publiciteit. Dat de foto’s opnieuw opdoken sproot weliswaar voort uit een vergissing en onachtzaamheid, maar, aldus het hof, er was alleszins schending van het portretrecht. Minstens vanaf het Instagrambericht van de dame was het duidelijk dat zij haar toestemming voor het gebruik van de foto had herroepen. De geëiste schadevergoeding vond het hof van beroep evenwel fel overdreven. Voor de dame en haar zoontje kon een morele schadevergoeding van één euro volstaan. De vennootschap die eigenaar was van de portretrechten kreeg een materiële schadevergoeding van 1.000 in plaats van 16.000 euro. Een billijke schadevergoeding, besloot het hof.
Jan BOULY(De auteur is advocaat)