Om het handelsfonds van een restaurant te kopen, betaalde de vennootschap S. (hierna S.) aan een restauranthouder een voorschot van 10.000 euro op de overnameprijs van 55.000 euro. Zij zetten ook samen een voorlopige overeenkomst op papier waarin voorzien was dat de verkoop alleen doorging als S. een overnamekrediet kreeg van een Belgische bank. Toen puntje bij paaltje kwam, liet S. weten dat de twee banken die hij had aangezocht weigerden omdat de terugbetaling van het krediet te zwaar woog. Een brief van het zakenkantoor van de vader van de zaakvoerder van S. bevestigde dit. De restauranthouder nam hiermee geen vrede en eiste een schadevergoeding van 10.000 euro. Het voorschot van 10.000 euro werd ingehouden. Terecht, vond de ondernemingsrechtbank van Antwerpen, waarop S. beroep aantekende en het Hof van Beroep liet luisteren naar een heimelijk opgenomen telefoongesprek tussen hen beiden.
Uit dit telefoongesprek moest blijken dat de procespartijen na de kredietweigering besloten de voorlopige overeenkomst te verscheuren met terugbetaling van het voorschot. Het Hof aanvaardde de heimelijke opname als bewijsstuk. De geheime opname maakte het proces niet oneerlijk en schond niemands privacy, aldus het Hof.
Case closed moet de koper van het restaurant gedacht hebben. Niet dus, want het Hof weigerde rekening te houden met de geheime opname, omdat deze pas opdook bijna drie jaar na de feiten en S. het eerder nooit gehad had over het verscheuren van de overeenkomst. Het ging om een onbetrouwbaar verkregen telefoongesprek, besloot het Hof.
Toch haalde S. haar gelijk. Volgens het Hof volstond de brief van het zakenkantoor van de vader van de zaakvoerder van S. over de geweigerde kredietaanvraag en moest S. geen attest van de banken zelf leveren. S. kreeg haar voorschot van 10.000 euro dus terug en de restauranthouder moest ook de gerechtskosten betalen.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)