De
watersnip is in Vlaanderen een zeldzame broedvogel. Sinds de jaren 1970 gaat het aantal broedpaar stelselmatig achteruit. Een van de redenen is de afname van geschikt broedareaal. In de
Vallei van de Zwarte Beek in Beringen is er de afgelopen jaren sterk ingezet op veenherstel om de watersnip weer alle kansen te geven. En de resultaten zijn veelbelovend! Dat zegt
Christof Van Ackere van Natuurpunt Beheer.
In Vlaanderen is de watersnip een zeldzame broedvogel. In de jaren ‘70 werd het aantal broedpaar nog geschat op 110 - 150. Daarna kende de soort een gestage achteruitgang van ruim 80%. In 2000 - 2002 daalde het aantal territoria tot 30 à 50 paar en in 2013 - 2018 werd het aantal broedpaartjes geschat op 20 tot 25, met positieve een uitschieter van 35 in 2016. Limburg is goed voor ruim 95% van al deze territoria.
En één van de absolute hotspots is de
Vallei van de Zwarte Beek.
De afgelopen decennia leidden wijzigingen in landgebruik in de Vallei van de Zwarte Beek tot een afname van geschikt broedareaal voor de watersnip. De soort is gebonden aan de permanent natte veenbodems maar de verdroging zorgde voor vegetatiewijzigingen en het aantal broedende watersnippen zakte in de periode 2008 - 2013 tot max. 11. Daarom werd vol ingezet op habitatherstel.
"Vooral veenherstel - o.a. mogelijk gemaakt door Natuurinrichting i.s.m. de Vlaamse Landmaatschappij, het Agentschap voor Natuur en Bos en Interreg-projecten als Care Peat - waren hierbij van cruciaal belang. Veenbodems moeten permanent nat blijven. Veen dat uitdroogt, stoot immers broeikasgassen uit en is mee verantwoordelijk voor droogtes in de zomer en verhoogde overstromingsrisico’s in de winter. Vernatting van veengebieden is dan ook van cruciaal belang. Dit gebeurt o.a. door drainagegrachten te dempen maar ook een aangepast maaibeheer is van belang om de karakteristieke vegetaties maximaal te kans te geven zich te herstellen. Zo moet een gefaseerd maaibeheer (met afvoer van alle maaisel) zorgen voor een verticale structuur in de kleine zeggevegetaties, wat leidt tot meer en beter beschutte broedplekken voor de watersnip. Het zijn slechts enkele van de vele beheermaatregelen die werden uitgevoerd om het tij voor de watersnip te doen keren", zegt Van Ackere.
Het was dan ook afwachten of alle moeite zich ook zou vertalen in meer watersnippen. Maar hoe breng je dat best in kaart? Over een traject van ca. 8 km werden in het valleigebied tijdens het broedseizoen herhaaldelijk simultaantellingen georganiseerd. Op 25 vaste telpunten werden alle territoriale gedragingen van watersnippen nauwkeurig geregistreerd door vrijwilligers van
Natuurpunt Beringen. Deze waarnemingen werden aangevuld met losse gegevens en met opnames die gemaakt werden door 10 geluidsapparaten die in het gebied geplaatst werden om valleigebonden ‘schemerduistersoorten’ in kaart te brengen.
"De resultaten van deze arbeidsintensieve monitoring zijn alvast veelbelovend: de voorbije 5 jaar wordt het ganse gebied intensief opgevolgd. Hieruit blijkt dat de broedpaartjes in de Vallei van de Zwarte Beek vooral broeden op de herstelde percelen. Bovendien is ook het aantal territoria licht gestegen tot 16 à 19. Op een totale Vlaamse populatie van max. 35 is dit behoorlijk indrukwekkend. Hopelijk zal deze stijgende trend zich ook de komende jaren verder doorzetten", stelt Vanackere nog.
De watersnip is één van de absolute ambassadeursoorten van het gebied, maar er zijn ook nog heel wat andere soorten die het door de uitgevoerde beheerwerken intussen beter doen. Soorten als graspieper, porseleinhoen en blauwborst zitten er in de lift terwijl de open valleigraslanden aan belang hebben gewonnen als foerageergebied voor de zeldzame nachtzwaluw. En ook de grauwe klauwier doet het heel erg goed: op de overgangen van de natte graslanden en de hogere flanken broeden intussen 15 paartjes: een onverhoopt succes.
(foto Theo Geuens)