België-Nederland op het
WK van 1994 wordt gespeeld in de Citrus Bowl, een stadion dat plaats biedt aan zo’n 65.000 toeschouwers. De Nederlanders hebben zowat driekwart van het stadion ingepalmd, het kleurt helemaal oranje. Wij hebben de slechtste plaatsen, in de bovenste ring, zo ongeveer ter hoogte van de hoekschopvlag. Maar we amuseren ons, ‘wij’ hadden de eerste match al gewonnen en tegen Nederland scoort Philippe Albert na iets meer dan een uur. Ons vak ontploft. Winnen op een WK is leuk, maar zeker tegen de Hollanders. ‘O, wat zijn die kezen stil’, galmt door de tribunes. Bij ons in de buurt zit de broer van een gewezen profvoetballer, die ik nu even niet bij naam ga noemen. Iedereen kent hem al, hij is een nogal luidruchtig type. Maar dan heeft hij een slecht idee. Hij gaat aan de afrastering voor ons vak staan en plast naar beneden, op het hoofd van de Nederlanders onder ons. Ja, er zit een rode draad in onze columns. Na tien seconden heeft de politie hem al te stekken. Hij zat zelfs niet op de terugvlucht. Het blijft overigens 1-0, de Rode Duivels zijn dan al zeker van een plaats in de tweede ronde. De transfer van Orlando naar Washington, waar de Duivels hun laatste groepsmatch spelen, wordt één langgerekte polonaise.