Het is weer zo ver. Daar is de lente; daar is de zon! Je merkt het aan alles. Zo word ik ‘s morgens gewekt door een bont koor van vrolijke vogeltjes, die opgewekt en blij de nieuwe dag aankondigen. Onze jongste zoon heeft het vissen weer ontdekt. Eindelijk komt er opnieuw wat kleur in het straatbeeld. Ik kijk ernaar uit dat de bomen straks weer een frisgroen kleedje dragen. De poes komt regelmatig een muisje afleveren en zingt ’s nachts zijn klaagzang vlak onder het slaapkamerraam. Ja ja, spring ‘ns in de lucht: ‘spring is in the air’!
Februari is niet voor niets de kortste maand van het jaar; het is ook de meest deprimerende maand. Koud, grauw en nat; vroeg donker; rijk aan de triestigste kerkelijke feestdag Aswoensdag; carnaval als doekje voor het bloeden; dieren draaien zich nog eens om in hun winterslaap... Het mag duidelijk zijn: ik ben geen fan van februari, met zijn complimenten ook om de vier jaar!
De vreugde is des te groter als de lente feestelijk wordt ingezet, maar vorige week had ik al een lentelijke aanvaring. Zonder jas fietste ik fluitend door de Peltse straten, toen mijn pad dat van een dartel fladderend vlindertje kruiste. Het was voor mij nauwelijks merk- of hoorbaar, maar voor dat kleine lieve wezentje had de botsing wel een flinke en vrij existentiële impact. Het eerste vlindertje van het jaar is al meteen een verkeersslachtoffer en ik ben de doodrijder! Toch ben ik er vrij zeker van dat ik niet in fout was: ik had voorrang want ik kwam van rechts en hij (of zij) kwam van linksachterboven.
Ik heb nog iets raar met de lente en ik heb eigenlijk nog steeds geen soortgenoot op deze planeet gevonden die dezelfde gave heeft. Ik ruik de lente namelijk in mijn handpalmen. Elk jaar opnieuw, al sinds ik kind ben, weet ik dat de lente in het land is als ik deze geur in mijn handen heb. Bij de eerste zonnestralen is het daar en kondigt zo de lente aan. Het is echt iets speciaal. Het is er alleen maar aan het prille begin van het voorjaar en is met niks anders te vergelijken. Het duurt nooit erg lang, hooguit een dag en soms komt het enkele dagen later nog eens terug. Het weerstaat zelfs een wasbeurt met zeep. Het is de odeur van pure lente!
En vandaar een bron van gelukzaligheid, want deze geur vertelt elk jaar opnieuw: “Oef, het is weer gedaan, die stomme maand februari; op naar beter!” En dan ben ik weer gerust. Ik weet dat de wereld dit jaar nog niet zal vergaan, want zo lang er lentes komen, blijft de wereld draaien.
Alleen niet meer voor dat ene vlindertje. Daardoor zit ik nu met een dubbel gevoel, want de prille lente zorgt voor vlindertjes in mijn buik, maar door dat voorval ligt die vlinder ook zwaar op mijn maag...
Jan Verheyen