Al tijdens de eerste coronagolf waren er nogal wat huurders van handelspanden die het niet
billijk vonden dat zij de volledige huur moesten betalen. Zo was er een ondernemer uit Noord-Limburg die in mei en juni 2020 maar de helft van de huur betaalde. Hij wees er de
vrederechter van Bree op dat de drastische coronamaatregelen leidden tot stopzetting en
sluiting van zijn handelszaak. Mogelijk zelfs tot het tenietgaan van het handelspand. Elke
bedachtzame huurbaas zou trouwens tijdelijk een korting op de huur toestaan vanwege de
coronacrisis.
De vrederechter zag het anders. De verhuurder had niets van doen met de teloorgang van het
pand en het feit dat de huurder het pand niet meer kon gebruiken. De oorzaak van alle kwaad
waren de coronamaatregelen en de getroffen huurders kunnen zich enkel wenden tot de
stoorniswekkers. De overheid dus.
De verhuurder in kwestie eiste wat een normale huurder doet: de betaling van de huur. De
vrederechter opperde ook dat hij de indruk had dat de weigering tot betaling deel uitmaakte van een
actie van de huurder om voor zijn vijftig vestigingen in België aan kostenbesparing te doen. En
wellicht, aldus nog de vrederechter, was die actie geïnspireerd door de oproep van de
vastgoedsector zelf om winkeliers een paar maanden huur cadeau te doen. De vrederechter
merkte tot slot fijntjes op dat de wet huurders toelaat om in uitzonderlijke omstandigheden
uitstel van betaling te vragen aan de rechter. Maar een uitstel had de huurder niet gevraagd,
hoewel hij het – naar eigen zeggen – financieel moeilijk had.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)