In een grasberm trof een wandelaar het levenloze lichaam van een man aan. Rond de nek een witte koord, zijn lichaam op meerdere plaatsen verbrand. J.B. (fictieve initialen) was één van de verdachten. Negen jaar later werd hij met drie anderen gedagvaard voor de correctionele rechtbank wegens moord en lijkverberging.
Op amper één maand tijd, werd J.B. zestien maanden na de vondst van het lijk vijf keer ondervraagd. Telkens veranderde zijn verklaring. Dan had hij het lijk helpen dumpen, dan weer leverde hij bijkomende details. Dan was hij niet aanwezig bij de moord, dan weer stond hij op de uitkijk. Uiteindelijk zei hij niets te maken te hebben met de zaak. De politie zou hem verplicht hebben een verklaring af te leggen. Voor de correctionele rechtbank ontstond een discussie over zijn zwakzinnigheid en de langdurige nachtelijke verhoren. Wat volgde was een coup de théâtre.
Het parket liet een proces verbaal opstellen tegen de rechercheur / hoofdinspecteur bij de moordzaak vanwege willekeur en valsheid in processen verbaal. Het Comité-P bracht vervolgens aan het licht dat de politie J.B. tijdens een onderbreking van de ondervraging onder druk zette, precies toen hij te kennen gaf zijn verklaring in te trekken. Ook die ondervraging – buiten het verhoorlokaal – stond op de dvd van het verhoor, zij het minder goed verstaanbaar.
Maar dat de ondervragers inpraatten op de man was duidelijk. “Niemand gaat u geloven” en “de jury zal lachen” was de teneur. Er kwam een strafrechtelijke vervolging van en het hof van beroep van Gent veroordeelde de rechercheur / inspecteur veertien jaren na de moord wegens valsheid in geschrifte en een valse getuigenis.
De inspecteur had volgens het hof in het proces verbaal moeten vermelden wat er in de pauze buiten het verhoorlokaal allemaal was gezegd. Maar tijdens het proces over de moordzaak beweerde de inspecteur zelfs onder ede dat er tijdens de pauze van het verhoor helemaal niet gesproken was. Kwam daarbij dat J.B. als mentaal zwak persoon beïnvloedbaar was en geen bijstand had van een advocaat, wat zijn toestand nog zwakker maakte.
De bewijsvoering kwam volgens het hof in het gedrang, uitgerekend door toedoen van de politie, een onmisbare schakel in een rechtstaat. Het kwam de politieambtenaar te staan op een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van 800 euro. Twaalf maanden zou passender zijn, aldus nog het hof, maar daarvoor had het proces tegen hem te lang geduurd. Aan de man met de wisselende verklaring moest de politieambtenaar een schadevergoeding betalen van 1.000 euro.
Als je iemand de woorden uit de mond haalt moet je op z’n minst schone handen hebben – Gerd De Ley –
Jan Bouly (advocaat)