"Mijn vader vertelde ooit over een buurman, ook boer, die op een zomernamiddag naar de quatre-bras fietste. Er kwam een wielerwedstrijd langs en hij had vernomen dat er een Duitse ploeg meereed. Nu was die buurman helemaal geen wielerliefhebber. Boeren hadden geen tijd voor hobby’s. Hij ploegde zijn land met een enkele of met een wentelploeg, al naargelang van de omstandigheden. En een Duitse ploeg wou hij ook wel eens zien. Een kwartier na de doortocht stond hij nog hoopvol te wachten. Helaas, een Duitse ploeg zoals hij zich die voorstelde, een ploeg om te ploegen, is er niet meer langsgekomen.
De lezer weet wel dat ik behoorlijk in mijn nopjes ben over mijn stad. Er is altijd wel wat te doen in Lommel. Dit weekend weer in het Burgemeesterspark bijvoorbeeld. Gratis toegang, by the way. Toch gebeurt het dat ik eens vertier ga zoeken buiten de gemeentegrenzen. De vorige zondag diende zich zo een gelegenheid aan. Ik had een uitnodiging van de burgemeester van Heusden-Zolder om de namiddag door te brengen in één van de VIP-loges van het circuit van Zolder. De omloop vierde zijn vijftigjarig bestaan. Ben ik een raceliefhebber? Nee hoor. Hoe ik dan aan een uitnodiging kom, van de burgemeester van Heusden-Zolder nog wel? Er zijn nu eenmaal van die
imponderabilia in het verloop van een mensenleven en je zult me vergeven dat ik de details daarvan niet aan ieders neus hang.
Na heel wat omzwervingen bereikten wij ons doel: de glazen toren. Leuke receptie, dat wel: drank
à volonté en een overvloedig aanbod van diverse hapjes. Mooi uitzicht! Interessante rondleiding ook. Indrukwekkend hoe een team van een vijftiental mensen op een wand van schermen de hele omloop in de gaten houdt en efficiënt ingrijpt als er ook zich ook maar iets voordoet waardoor de veiligheid in het gedrang komt.
En daarna begon het: in een onbeschrijfelijk gebrul van motoren gingen de F1-racers van start. Ik kon me er niet van weerhouden om even buiten te gaan kijken. Mijn gesprekspartner had me immers verteld dat er pitpoezen rondliepen. En die wou ik wel eens zien. “Pitspoezen” zei hij zelfs. En onwillekeurig moest ik terugdenken aan mijn jeugd, toen je, als je jarig was, door iedereen die er weet van had zoveel keer ‘gepitst’ mocht worden als je lentes telde. Zouden die poezen ons ‘pitsen’ of zou het publiek hen mogen ‘pitsen’, vroeg ik me verwachtingsvol af.
Twee heb ik er gezien. En dat wist ik pas na enig vraagwerk, toen iemand ze me aanwees. Ze leken niet eens op poezen. Wat een teleurstelling, zeg!
Gelukkig hebben we thuis een echt exemplaar. Onze Flor. Bij onze thuiskomst hing hij als een onverzettelijke wachtpost in zijn luik, zijn pit."
Chel Driesen