Ik ga er niks over schrijven. Nee, geen woord. Niet eens een toespeling. Niet dat het me koud laat, integendeel, maar ik heb geen zin in de discussie en nog minder in de gevolgen ervan. Ik zal niet bekennen dat ik een beetje in mijn mond moest kotsen, woensdagochtend. Ook zal ik met geen letter reppen over hoe lastig ik het vind om nog te blijven vechten tegen de bierkaai van de hufterigheid. En vraag me niet hoe ik erover denk. Valt dat dan niet af te lezen aan mijn chagrijnige kop? Spreekt het vuur dat uit mijn ogen flitst geen boekdelen soms? Ik ben moe. Laat me gerust.
U weet heus wel waar ik op doel. Het is de opener van ieder nieuwsbulletin. De voorpagina van elke krant. De waan van de dag en de komende 1564 dagen. Net als bij Harry Potter zal ik de naam niet noemen van “The one we do not speak of”. Deze Voldemort verdient geen plaats in mijn stukje. Al jaagt hij me meer schrik aan dan ik hem zou willen gunnen.
Ik zal geen flauwe grappen maken over zijn idiote kapsel of spray-tan kleurtje, geen scheldtirade ook. Dat kan hij beter dan ik. Ik zwijg in alle talen over zijn strafblad, faillissementen, corruptie, wansmaak en narcisme. Geen snedige opmerkingen over zijn ranzige uitspraken over poezen om te graaien of om op te eten.
Wat is het antwoord op al die boosheid? Die ongegeneerde, ongeremde roeptoeterij. Wat is de toverspreuk om ons te beschermen tegen die onberekenbare, grootste gemene verdeler? Expecto Patronum? Een knuffel? Geduld? Ik weet het niet. Zegt u het maar.
In plaats van woorden vuil te maken aan het politieke geraaskal, wilde ik schrijven over geloof, hoop en liefde. Over wat ons verbindt. Maar helaas, deze week lukt me dat niet. Daarom zal ik zwijgen, oorverdovend stil. In 312 woorden.
Claudia Nieuwenhuizen