In 1998 bouwde N.G. een terras op het betonnen dak van wat hij zijn “ondergrondse garage” noemde. Die garage grensde aan het perceel van L.M. Het terras was vijf meter breed en zes meter diep en via dit terras had N.G. rechtstreeks zicht op de binnenkoer en de tuin van L.M. Die liet dit niet over zijn kant gaan en er volgde een jarenlang juridisch steekspel. De finale werd uiteindelijk 20 jaar later voor het hof van beroep van Antwerpen gespeeld, nadat de rechtbank van Tongeren de verongelijkte buur wandelen had gestuurd. Het terras hoorde volgens het Burgerlijk Wetboek niet thuis op die plaats, maar een eis tot afbraak van het terras vond de rechtbank van Tongeren misplaatst. Dat de gebelgde buur schade leed was bovendien niet bewezen.
Het hof van beroep van Antwerpen bekeek de zaak echter anders. Het terras deed dienst als een volwaardige zit-, eet- en buitenleefruimte. Via het terras konden de buren gluren en het leven op een terras gaat onvermijdelijk gepaard met luidruchtigheid. Een beukenhaag of een groenscherm veranderen daar niets aan. De toestand was onaanvaardbaar in een residentiële woonzone met landelijk karakter, of N.G. nu een vergunning had van de gemeente of niet. Burenhinder is burenhinder. Het hof veroordeelde N.G. tot gedeeltelijke afbraak van het terras over een strook van ongeveer 2 meter, vanaf de perceelgrens. Hij moest het terras ook afbakenen met een balustrade van 40 cm hoog. Voor het leed dat L.M. al had geleden, kende het hof een schadevergoeding van 7.000 euro toe.
“Wie zijn eigen hert doorziet, en spot met zijnen buurman niet,” luidt een oude Vlaamse spreuk.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)