Het hof van beroep van Antwerpen moest zich uitspreken over de geldigheid van een borg die het echtpaar B. tekende bij een bank voor zijn zoon en zijn vriendin, opdat de zoon een bakkerij kon starten. De bakkerij ging helaas failliet en de bank eiste dat de ouders als borgen 35.000 euro plus intresten ophoestten. De ouders weigerden omdat zij destijds de bank duidelijk maakten dat zij maar een inkomen hadden van 3.500 euro en een schuld op hun woning van 25.000 euro. Tegen beter weten in, tekenden zij toch borg, elk voor 35.000 euro. Eigenlijk, zo wist de bank, wilden zij maar tekenen voor 17.500 euro.
Voor de rechtbank van eerste aanleg bekwam de bank dat de beide ouders ieder voor 35.000 euro moesten opdraaien. De ouders gingen evenwel in beroep en dus was het aan het hof van beroep van Antwerpen om zich te buigen over de borg.
“Het is de plicht van een bank om een borg tegen zichzelf te beschermen en te behoeden voor onbezonnen contracten”, vond het hof. De bank moet daarom vooraf onderzoeken of een borg wel kan betalen als puntje bij paaltje komt. De bank had de borgen laten tekenen voor het viervoudige van het bedrag dat de ouders voor ogen hadden. Het was ook zonneklaar dat de borgsommen, in vergelijking met het vermogen van de ouders, veel te hoog waren. Bovendien had de bank niet eens de moeite gedaan om na te gaan of het inkomen van de ouders, bruto, semi-netto of netto was. De borgstellingen waren dus onverantwoord en roekeloos.
Vandaar dat het hof de borgtochten nietig verklaarde, zodat de ouders niet moesten betalen.
“Een bank is een plaats waar je geld kunt lenen, als je kunt bewijzen dat je het niet nodig hebt”, zei de Amerikaanse komiek Bob Hope ooit. Ook een bank moet dit weten.
Jan BOULY
(De auteur is advocaat)