Ik waande mij eerst in Motown, maar ik bevond me wel degelijk in een Hasseltse herberg, waar ik een afspraak had met een dakloze die maar niet kwam opdagen. Het was wachten op Godot. Buiten voor het café stond een man in de regen. Uit zijn neusgaten spoten twee stoomstoten, zoals in dat stripverhaal met die bronstige stier. Maar bronstig was hij duidelijk niet. Zijn hoofd verdween half in een rookwolk, daar op de stoep waar hij aan zijn damppijpje lurkte. Hoewel het fiezelde, kon hij het blijkbaar niet laten, hij had zijn portie damp broodnodig. Hij was er letterlijk door in de wolken. Na zijn rooksessie posteerde hij zich aan de toog met een flesje Jupiler, de benen lichtjes gespreid. Hij staarde. Mannen weten waarom. Zijn ogen keken zonder woorden. Alsof de damp hem in narcose bracht. Hij was duidelijk eerder van het zwijgzame type. Tegen de bazin zei hij gedempt: "Ik weet het," als reactie op haar vraag die ik niet kon horen, want uit de boxen schelden "The Supremes" met volle kracht. Toen, in volle Motown-mood, kwam de dakloze man binnenvallen op wie ik al een hele tijd gewacht had. Dwaallicht revisited in de stad van de smaak, de stad die beweert "Het" te hebben, maar die voor de dakloze geen plaats heeft in de herberg.
Jef LINGIER