Dit jaar reden al twee auto's tegen mijn geparkeerde wagen. De eerste pleegde vluchtmisdrijf. Gelukkig was er het wakend oog van een van mijn buurvrouwen. Ze beschreef de dader in kwestie als zijnde een oude man met een zilvergrijze wagen met afgeblokte koffer, die lang moeite had om de sleutel in zijn deurslot te steken. Vermoedelijk had hij te diep in het glas gekeken.
's Anderendaags trok ik als detective naar het café op de hoek en vroeg de waard of er de avond voordien een oude man rond 21u15 in beschonken toestand het café had verlaten. Onmiddellijk wist hij over wie het ging. "Kijk," zei hij, "daar staat zijn grijze wagen en daar zit hij." Hij zat er inderdaad met een bruine Leffe voor hem. Ik vroeg op de man af of hij de dader was. "Sorry meneer," zei hij. Meer kwam er niet uit. Op vluchtmisdrijf staan zware straffen, zei ik. Om een lang verhaal kort te maken: zijn verzekering vergoedde uiteindelijk mijn schade.
De tweede aanrijding was een heel ander verhaal. Iemand van de winkel waar ik boven woon sprak mij aan. "Hier is gisteren een man geweest die vertelde dat hij een auto had geraakt bij het uitrijden van de parking. Hij vroeg me van wie die auto was. Ik heb hem naar jou verwezen." Inderdaad, dezelfde dag nog werd aan mijn deur gebeld. Een oude man: "Ik ben al naar mijn verzekering geweest en de papieren laten invullen, gij moet alleen nog tekenen." Ik zei hem dat we het ook zo konden laten, want voor de kras op mijn auto moest je werkelijk met een vergrootglas kijken. Hij wou echter van geen wijken weten. Ik zei hem dat hierdoor zijn verzekeringspremie zou opslaan. Hij drong aan en ik tekende.
Zo zie je maar hoe twee keer dezelfde feiten heel anders kunnen aflopen.
Jef LINGIER