Tribunaliteiten
“Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is 't leven zoet, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet”, dichtte Guido Gezelle. Maar wat als een huwelijk op de klippen loopt en de man, verwoed klusser als hij is, een deel van zijn huwelijksleven wijdde aan de afbraak en heropbouw van een woning die al voor zijn huwelijk van hem was? Hoezeer een dame in het Antwerpse de inspanningen van haar man ook waardeerde, na de echtscheiding vond zij dat al dat geklus 162.000 euro waard was en dat zij dus recht had op de helft van dat bedrag. Na de echtscheiding haalde immers alleen haar man profijt uit zijn arbeid, want de woning was en bleef van hem. De notaris en de rechtbank gaven de vrouw gelijk, maar de man was het er niet mee eens, zodat het hof van beroep van Antwerpen zich boog over de zaak.
Het hof vond dat de werkzaamheden van de man aan zijn woning deel uitmaken van zijn bijdrage in de gemeenschap van het huwelijk. Daarom was ook de vrucht van zijn inspanningen gemeenschappelijk en moest hij zijn vrouw vergoeden. Nog gaf de klussende man niet op en hij tekende beroep aan bij het hof van cassatie. Wat leidde tot een ommekeer, want het hof van cassatie vond dat het hof van beroep niet én kan oordelen dat de uitgevoerde werken behoren tot de huwelijksplichten van de man én hem veroordelen tot een vergoeding. Of, simpeler gezegd: waarom nog afrekenen over klussen als de klussende echtgenoot wel móest klussen? Door de uitspraak van het hof van cassatie is het nu aan het hof van beroep van Gent of Brussel om te oordelen over deze zaak. Waarna er weer cassatieberoep mogelijk is. Of de klusser de klos is blijft dus nog even koffiedik kijken.
Jan Bouly
(De auteur is advocaat)