We zitten te wachten. Of het nu op een bus, trein of vliegtuig is, vervelend is het altijd. Jezelf vervelen of een babbeltje slaan is dan meestal de enige optie. De tijd laten verstrijken en af en toe naar de klok in de wachtruimte kijken, hoe de wijzers stilletjes verder sluipen. Iedereen zit ermee. Ook de tien meiden. Ik schat ze 14 à 15 jaar. Ze praten met een Nederlandse tongval, maar het voorval waarvan we getuige zullen zijn, kan zich bij elke nationaliteit afspelen. Eerst blijft mijn blik nog even hangen op het jeansvest dat één van de meisjes draagt. Ze heeft er zowaar het logo van The Beatles op genaaid. Een groep van lang geleden. Dan gebeurt het. De hele groep meiden krijgt de slappe lach. Ze proesten het allemaal uit. Het is wellicht een weddenschap. Plots draait één van de dames zich om en ze begint de arm te masseren van de meneer die achter hun zit. De man kijkt het meisje vol ongeloof aan, maar trekt zijn arm niet weg. Het duurt amper dertig seconden. De man lacht min of meer schaapachtig, maar zegt niets. Het meisje stopt met masseren, ze draait zich opnieuw om en ze schateren het allemaal uit. De man schudt met zijn hoofd. Hij geneert zich wellicht een beetje. Het opzet van de dames is geslaagd. Uit verveling werden ze vervelend, maar het vond een uitweg.
Dan horen we omroepen dat ons vervoermiddel eindelijk is gearriveerd. De groep zet zich in beweging. Ook de meidenbende, die hun lol nog altijd niet op kunnen. Ik draai me nog even om en zie dat het ene meisje op haar jeansvest nog een logo heeft staan. Van AC/DC zowaar. Het schiet door mijn hoofd dat deze trip wel eens een ‘Highway to hell’ kan worden.
Rudi Lavreysen