Je moet er mee staan. Met een hoed. Ik maakte me deze bedenking toen we op een Lommels terras tijdens één van die eerste warme hondsdagen wat verkoeling en schaduw zochten en we de man zagen passeren die we vaagweg kenden. Al had ik hem in eerste instantie niet herkend. Gewoon omdat hij plots een zomerhoed op zijn hoofd had staan. Vestimentair kan de zomer soms rare beslissingen nemen voor een man als hij voor de kleerkast staat, dacht ik nog. Het was geen klassieke strohoed, die helemaal terug in de mode is. Zo eentje die vader vroeger in de loop van juni tevoorschijn haalde en die hij tot de nazomerdagen van september op zijn hoofd hield. Overdag dan toch. Nee, het was eerder een witte maffia hoed met een zwarte band zoals we die Michael Jackson zagen dragen in de jaren ’80. Ik zag hem in mijn hoofd in het midden van de straat al een Michael Jackson danspasje ten beste geven. Maar hij stapte gelukkig gewoon verder. Het viel me ook op dat hij in combinatie met die zomerse hoed - het was echt bloedheet - een lang geklede broek droeg. “Kijk”, zei ik tegen mijn vrouw. “Een lange geklede broek dragen en dan een zomerhoed op je hoofd. Dat staat toch als een tang op een varken. Als het zo warm is dat een hoed voor schaduw op je bol moet zorgen, is een korte broek bijna een verplichting, niet?” “Misschien moet hij wel naar een feest”, antwoordde ze. Dat zou inderdaad kunnen. De zweetdruppels op mijn hoofd zochten ondertussen een weg naar beneden. Tot mijn zakdoek ze tegenhield. “Zou het trouwens iets voor mij zijn? Een hoed?”, vroeg ik nog, al vegend mijn met zakdoek. “Nee, je moet er mee staan”, antwoordde ik maar meteen zelf.