"De buurman deed dierengeluiden na", zeg ik. Mijn vrouw kijkt me aan alsof ik een zonnesteek heb en begin te hallucineren. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. Het is al behoorlijk warm.
"Nee, echt, dierengeluiden. Vogels. Ik passeerde er toen ik naar de bakker ging. Het ging van roekoekoe en oehoeh. Wacht, er zat ook een leeuw bij denk ik, want hij deed nog van: wroooww. Daarna opnieuw hetzelfde."
"Ssst", zegt ze. "Het raam staat open."
"Ja, bij de buurman dus ook."
"Welke buurman was het?"
"Een paar huizen verder. Het kwam van de bovenverdieping. Ik dacht: hij heeft zijn kleinkind op bezoek. Maar dan hoor je een reactie van het kleinkind. Een gegiechel."
"Niet alle kinderen zijn hetzelfde. Misschien lacht zijn kleinkind niet zo luid."
"Nee, maar in de tijd dat ik er stond, heb ik alleen de buurman gehoord."
"Hoe lang heb je er dan gestaan?"
"Ik heb even gedaan alsof mijn veter los was. Daarna heb ik die effectief losgemaakt en langzaam mijn schoen gebonden. En een paar keer mijn rug gestrekt."
"Misschien was hij aan het oefenen voor iets", zegt mijn vrouw tenslotte.
Je hebt er het raden naar, wat mensen doen. Ik heb er op zich niks mee te maken. Het is zomer, dan hoor je vanalles met die openstaande ramen.
Het doet me denken aan een zin uit Hotel New Hampshire van John Irving. 'Keep passing the open windows.' 'Blijf de openstaande ramen passeren.' De familieleden in het boek zeggen het tegen elkaar als iemand problemen heeft, omwille van een tragisch voorval met een openstaand raam.
Misschien moet ik nog eens een John Irving boek lezen, bedenk ik me. Het is vakantie voor iets. Goed idee. Dat allemaal dankzij de dierengeluiden van de buurman.
Wat is het toch een bijzonder seizoen, de zomer.
Rudi LAVREYSEN