Spreekwoorden, weerspreuken en zegswijzen zijn altijd waar. ‘Winterke koud, zomerke warm!’ ‘Als het regent in november, valt Kerstmis in december!’ Breng daar maar eens iets tegenin. En dan heb ik niet eens de ongetwijfeld zeer diepzinnige, vindingrijke verspreking van vriend Vermandere vermeld
(heb je de alliteraties geteld?): ‘Hoge bomen, hoge takken’.
Nog een: ‘Aan jezelf ken je de halve wereld.’ Dat betekent dat de helft van de wereldbevolking van nature lui is. Zou dat kunnen? Echt niet meer dan de helft?
Ik ervaar o.a. de vrijwel onbedwingbare neiging om, als ik ’s avonds laat thuiskom, mijn auto te parkeren op de eerste de beste vrije plaats in de buurt van mijn voordeur. Mijn veilige en afgesloten garage bevindt zich nochtans nauwelijks vijftig meter verder. Ik ‘foetel’ ook nog wat met mijn Lommels kwartiertje. Dat gaat zo: een tijdrovende proefondervindelijke studie heeft me geleerd dat de pantserdivisies van de ‘Zusters van Liefde’ (de parkeerwachters) hun eerste aanval pas tegen half tien inzetten vanaf het politiekantoor. Eer ze aan mijn huisnummer in de Kerkstraat zijn, is het een kwartier later. Als ze onderweg naar behoren hun werk doen, tenminste. Als ik mijn kaart dan instel op kwart voor tien, sta ik gratis tot tien uur!
Of ik dat nooit vergeet? Jawel hoor! Drie keer hebben ze me al te grazen gehad. Telkens twaalf euro. Zesendertig samen. Dat is tweeënzeventig uur reglementair parkeren, bedacht ik onlangs. Hoe dom van me! En toch heb ik het gisteravond weer gedaan.
Maar deze week ga ik ze opwachten, die kribbelgretige dames. (Ja, ik weet het. Af en toe loopt er ook een kerel wat onwennig bij, maar dat is voor Piet Snot.) En – om in de sfeer van de spreekwoorden en zegswijzen te blijven – ik ga ze niet het achterste van mijn tanden laten zien. Ik ga ze een voorstel doen. Tenslotte blijf ik ergens heel ver weg toch ook nog een pedagoog.
Vooruit met de geit. We moeten de koe bij de uiers vatten! Ik ga er voor de volle vijftig procent tegenaan! Hier volgt het voorstel.
Als we de zaken nu eens omkeerden. Als ze nu eens, in de plaats van almaar boetes uit te schrijven, een bonus toekenden aan wie nu eens echt heel goed geparkeerd staat. Een klein stickertje op de voorruit bijvoorbeeld. En wie vijf van die stickertjes verzameld heeft, krijgt een consumptiebon voor een van de horecazaken die – tegen een geringe vergoeding – aan het project deelnemen. Het initiatief kan zichzelf bedruipen. Wie na het gebruik van zijn welverdiende consumpties in de auto wil stappen, krijgt door een verdekt opgestelde functionaris onverbiddelijk zo’n blaaspijpje gepresenteerd!
Te repressief zeker?
En de arme automobilisten die in de Vreyshorring willen parkeren, moeten dat jammer genoeg buiten wedstrijd doen. Goed parkeren is daar immers volstrekt onmogelijk. Je staat ofwel gedeeltelijk op het fietspad, of op de weg. Ze zijn gewoon te smal, de parkeerstroken!
Nee, je kunt nooit winnen, besef ik. Het is huilen met de kraan open.
Wie het laatst lacht, snapt de mop niet.
En een late verkiezingsslogan: 'Wie een kuil graaft voor een ander, zit nooit zonder werk!'
Chel Driesen