Ik ken geen enkel handgebaar dat, ook figuurlijk, zo allesomvattend is. Waarin zoveel verhaal zit. In de afgelopen week kwam het opvallend vaak in beeld, want we namen afscheid van de grootste vuist aller tijden. Een jeugdherinnering aan Muhammad Ali heb ik niet meteen. Ik was te jong in 1974 om ’s nachts op te staan bij dat wereldtitelgevecht. Dat deed ik pas in 1986, toen onze Rode Duivels een vuist maakten tegen Rusland tijdens het WK voetbal in Mexico.
Ook al staat die vuist symbool voor agressie en kracht, het heeft ook iets vertederend. Denk maar even mee. Als je pas op de wereld komt, zorgt dat vuistje voor een eerste houvast rond de vinger van mama of papa. Niet meer loslatend. De stevige vuistjes van de slapende baby, schattig achter het hoofd. Als de peuter voor het eerst zelfstandig probeert te eten, zit de vork nog stevig in dat vuistje. Later zorgt die vuist tijdens een fysieke inspanning voor wat extra kracht. Sommigen steken de vuist samen in de lucht, voor meer rechtvaardigheid.
Even terug naar het voetbal. We kijken thuis alvast uit naar die eerste Rode Duivels match. Bij winst geven we het aan elkaar. Dat vuistje.
Rudi LAVREYSEN