Het is zover. Ik heb er eentje. Onze oudste confronteerde me er mee. We waren een dag gelijk op pad en hij hoorde het iets te vaak. "Pa, stop daar eens mee", zei hij. "Je zegt het bijna na elke zin." Het was me wel eens opgevallen, maar dat het zo erg was, wist ik niet in alle eerlijkheid. Kijk, daar is het opnieuw. Mijn stopwoord: 'In alle eerlijkheid'. Ik had nooit gedacht dat ik iemand zou zijn met een stopwoord. Om de paar zinnen komt het er automatisch uit. Zoals de koekoek elk uur uit zijn koekoeksklok springt. Het is klokvast. Het moet eruit. Ik kan het niet meer controleren.
Ik heb voor de aardigheid enkele zinnen genoteerd. Zinnen waarin het bijna automatisch voorkomt. "Er is in alle eerlijkheid niks met een portie bitterballen.” "Ik proef het verschil ook niet in alle eerlijkheid." "Ik snap dat wel in alle eerlijkheid." Dat zijn er nog maar drie, maar u snapt mijn probleem.
Het is alles bij elkaar een gek ding. Soms betrap ik er mezelf andermaal op dat 'in alle eerlijkheid' uit mijn mond komt en dan begin ik te vloeken. Dan lijkt het alsof ik het syndroom van Gilles de la Tourette heb.
Nee, er moet iets aan gedaan worden. Voor je het weet gaat het zijn eigen leven leiden en beginnen de mensen je een naam te geven. Zoals bij mijn kennis de Wittewel.
Het goede nieuws is dat ik in de eerste fase van mijn probleem zit. De herkenningsgfase. Ik ben me bewust van mijn probleem. Een zelfhulporganisatie is daarom geen slecht idee. Maar die zal wellicht nog niet bestaan voor mensen met deze aandoening of stoornis. Wat denkt u bijvoorbeeld van de Storende Stopwoordgebruikers? Al is de afkorting daarvan in alle eerlijkheid niet het beste idee.
Rudi LAVREYSEN