Ken je dat? Je ziet iemand iets eten en denkt: dat had ik ook moeten nemen. De man met de witte pet en de witte oortjes stond aan een ton voor de visspeciaalzaak in Antwerpen. Ik wachtte op mijn sardienen en hij begon smakelijk aan zijn mosselen. Ze werden geserveerd in een kleine mosselpan en hij at er een stukje brood bij. 'Die bestel ik de volgende keer', zei ik.
Die volgende keer bood zich aan. Eerst had ik een bezoek aan het Mayer van den Bergh museum op het programma staan. Voor de Dulle Griet van Breughel, die na twee jaar terug thuis was. En voor Jeroen Olyslaegers, de Antwerpse auteur, die een rondleiding gaf in het museum. Ik zag prachtige kunst en hoorde Jeroen het museum en de kunst tot leven brengen. Maar wat ik ook zag? Mosselen. Bijvoorbeeld op
‘Boerengezelschap bij de haard’ van Pieter Aertsen. Op het werk was ook een vogelkooi te zien. “De vogelkooi op het schilderij betekent dat het huis er eentje van lichte zeden is”, vertelde Jeroen Olyslaeghers in het audiotoestel. Nooit geweten.
Na het museumbezoek was er geen houden meer aan. Ik meende de mosselen al te ruiken. Meteen naar de visspeciaalzaak op de Grote Markt. Om er sneller te zijn had ik een stadsfiets gereserveerd.
Daar aangekomen waren, u raadt het al, de rolluiken naar beneden. Een inderhaast opgehangen papiertje, meer plakband dan papier, vertelde dat ze er even tussenuit waren. Nog drie dagen waren ze gesloten. Te lang om te wachten wellicht. Alhoewel. Mijn luide vloek deed niemand omkijken. In de stad doen ze dat niet zo snel vermoed ik. Daarom vloekte ik maar een tweede keer. In de verte meende ik de man met de witte pet en de witte oortjes opnieuw te zien. Van de honger wellicht.
Rudi Lavreysen