Luik-Parijs-Luik 2025, van de Vurige Stad naar de Lichtstad (en terug) op de fiets, onderweg, zelfstandig, zonder ondersteuning. Deze ultralange wielerwedstrijd is een eerbetoon aan de wedstrijd Luik-Parijs-Luik, waarvan Luik-Bastenaken-Luik, de oudste onder de klassiekers, in 1892 ontstaan is. Een ultrarace voor solo's en duo's met start op woensdag 20 augustus om 18 uur en deadline zondag 24 augustus 18 uur.
Last minute, zoals het een Zot Wyf betaamt, heeft Valerie Creemers beslist om mee te doen: 1150 km en naar schatting 14.000 hoogtemeters. Meer kilometers en hoogtemeters dan de Solstice Sprint. En dat helemaal zelf. Manlief dacht dat ze het niet zou kunnen zonder in iemands wiel te hangen... Valerie dacht: challenge accepted!
Hieronder kan je haar verhaal lezen. Het verhaal van 'Zot Wyf' Valerie, de helft van het duo 'Zotte Wyven', een sportief duo met een flinke dosis lef, dat soms wel eens een heel gek idee heeft, maar dat gekke idee ook ten uitvoer brengt. Het was een avontuur met veel ups, maar jammer genoeg ook enkele ferme downs. Maar de trots overheerst, en de ervaring is onbetaalbaar!
"Oh my… mijn eerste solo-ultrarace komt eraan.” Met die gedachte stap ik woensdagavond 20 augustus om 18 uur op de fiets in Luik voor Liège–Paris–Liège: 1150 kilometer en zo'n 14.000 hoogtemeters. De helft van de route ligt vast, de rest plan ik zelf. Alles zelfvoorzienend: geen wiel om in te hangen, geen bevoorrading, geen hotelreserveringen. 80 andere zotten rijden de tocht ook.
Vanuit Luik gaat het richting Dinant en Chimay. De eerste klimmetjes zijn gevuld met luidruchtige supporters, daarna valt de nacht. Batterij sparen, Red Bull als doping-light, en vooral blijven trappen. Kilometerslang zie ik niemand, alleen de glinsterende ogen van nachtkatten. In Laon moet ik voor het eerst voet aan de grond zetten op een helling van 20 procent.
Bij het ochtendgloren voelt het als feest: guilty pleasures in de oren, croissant in de hand, hertjes langs de weg. Onderweg breekt mijn voorderailleur, maar met wat Colsonbandjes speel ik even fietsenmaker. In Parijs hobbel ik over de kasseien van Montmartre: chaos, claxons en drommen toeristen. “De jungle van Parijs,” noemt iemand het.
Na 500km in 26u (inclusief maar 2 uur stoppauzes) slaap ik 6 uurtjes in een hotel. Daarna rijd ik langs Reims en echt door de champagnevelden. De wind blaast me bijna terug, maar podcasts houden me op de fiets. Na 750 kilometer zie ik op de trackersite dat ik twaalfde sta (en 100km voor op de tweede vrouw). Dat geeft vleugels voor het zwaarste stuk: de laatste 400 kilometer met 7.000 hoogtemeters. Vijf keer denk ik de Muur van Hoei te rijden, zoveel korte steile hellingen. Maar de benen draaien en zelfs de fotografen langs de weg geven energie.
Op een steile afdaling valt mijn koplamp plots uit. Ik stop, hang snel een powerbank eraan en kan opgelucht weer verder. Maar in het hotel volgt geen herstel: zweten, rillen, wakker liggen, een kwakkelnacht die me helemaal onderuit haalt.
De ochtend erna is het over. Twee uur ploeteren voor twintig kilometer, huilend bij de bakker, voor het eerst aan opgeven denken. Na nog eens twintig kilometer moet ik overgeven. De handdoek gaat in de ring na 880km.
De terugtocht met de trein is een beproeving op zich, maar in Luik krijg ik toch nog een symbolisch finisherbiertje. Terug thuis merk ik dat ik met hoge koorts zit en pas op maandag bevestigt de dokter het echte verdict: een zware bacteriële infectie.
Geen officiële finish dus, maar wel een
rugzak vol inzichten: dat ik weinig pauze nodig heb, dat de nacht niet zo donker is als gedacht, en dat aanmoedigingen vleugels geven. Luik–Parijs–Luik eindigde niet met een podium, wel met een biertje, een stevige portie koorts en een hoofd dat alweer droomt van de volgende editie.