Ik zit aan onze eettafel en blader door een boek met ‘1000 vergeetwoorden om te koesteren’. Zo staat het op de cover. Het boek is uitgegeven door de firma die ook dikke woordenboeken publiceert. Ik kom woorden tegen die heel wat herinneringen en beelden bij me oproepen. Ze komen tevoorschijn bij woorden zoals pertang, schielijk, schobbejak en bijkans. Daar is het eerste beeld al. "Ik had pertang goeien troef", hoor en zie ik grootvader aan de ronde keukentafel zeggen, die regelmatig omgedoopt wordt tot kaarttafel. Ze zitten er met zijn vieren. Het is een beeld van lang geleden. Hij werpt zijn twee resterende kaarten theatraal op tafel, waarbij ze een paar keer rond hun as draaien. Het spel kunnen ze niet meer winnen. De resterende troeven zitten bij de tegenpartij. Hij gooit zoals een lassowerper, maar dan met kaarten in plaats van een touw. De teleurstelling van het verloren spel dikt hij hierdoor nog wat aan. Alsof het een staatszaak is.
“We hebben toch bijkans acht slagen”, vervolgt vader. Hij is in dit spel de compagnon van grootvader. En dat hij maar drie troeven had, maar wel goede ‘speelkaarten’, waarna hij de zeven netjes gerangschikte stapels met vier kaarten natelt. Alsof het er plots acht zouden zijn. Grootvader vervolgt dat hij ook geen ‘vluchthand’ had. En de nonkel die met vijf troeven durft te passen, is volgens hem een schobbejak. Het is taal en kaarterstaal die je nog zelden hoort. Tussen het kaarten door worden er verhalen verteld, over de een of andere kennis die schielijk gestorven is. Waarna grootvader vraagt of er nog gekaart wordt. Want met al dat gepalaver komt er van kaarten niets in huis. Gepalaver. Wie gebruikt het nog? Ook dat woord staat in het boek. Het boek van niet vergeten woorden en niet vergeten mensen.
Rudi Lavreysen